THEORIE: Het vlees moet inderdaad door de slager persoonlijk verwerkt worden. Wanneer anderen ermee in aanraking komen moet het al onherkenbaar zijn, niet meer tot een mens te herleiden.

Theorie had gelijk gekregen. Het slachthuis schreeuwde om overname en de bank had de reorganisatie maar al te graag naar voren geschoven nu er belangstelling was voor het gebouw. Er werden 400 woonkamertjes, een keuken, een waszaal met douches en een recreatiezaal in gebouwd.
Ze liepen om de gebouwen heen. Rein vertelde dat er een ondergrondse verbinding tussen PAZC en slachthuis wordt gebouwd met eveneens ondergronds twee nieuwe koelruimtes en daar tussenin een slachtruimte. Alleen de hoofdslager komt daar en zal er behalve producten uit het PAZC ook bushmeat, dat zal voornamelijk apenvlees zijn, verwerken, en zo nu en dan een Hooglander of een bizon of ander wildernisvlees uit de Oostvaardersplassen.
“Akkoord,’ zei Theorie, ‘er moet een flink verloop zijn in het PAZC, in ieder geval van een stuk of 10 per week. Hoeft niet meer te zijn, maar wel het tempo erin houden. Het vlees moet inderdaad door de slager persoonlijk verwerkt worden. Wanneer anderen ermee in aanraking komen moet het al onherkenbaar zijn, niet meer tot een mens te herleiden. Ter afleiding bushmeat in het assortiment is heel goed. Verder gewoon schapen, geiten, koeien, kippen, enzovoort aanvoeren. Ondertussen gaan alle mensen die uit het PAZC vertrekken, voor een aantal dagen of definitief, doet er niet toe, via het slachthuis. Soms worden ze officieel overdag weggebracht maar brengen we ze ’s nachts verdoofd terug om alsnog die uitgestippelde weg te gaan. O ja, en we bieden ook vegetarisch vlees aan. Als we klachten krijgen dat het te veel naar gewoon vlees smaakt, verwijzen we naar het etiket waarop staat: ‘Vervaardigd in een omgeving waar ook vleesetende planten worden verwerkt’. Laten we dat allemaal gewoon afspreken. Ik geef je volledig de vrije hand, zowel bij de verbouwing als bij het beheren van het PAZC en de slagerij. Ik vertrouw je.’
(uit De Mensensmokkelaar van Amsterdam)
(De Mensensmokkelaar van Amsterdam/ The Amsterdam human smuggler)


Alleen de hoofdslager komt daar en zal er behalve producten uit het PAZC ook bushmeat, dat zal voornamelijk apenvlees zijn, verwerken, en zo nu en dan een Hooglander of een bizon of ander wildernisvlees uit de Oostvaardersplassen.

THEORIE VERVOLGT: MAAR MEER ZODEN AAN DE DIJK ZETTEN DE VRIJWILLIGE SCHIJNUITZETTINGEN. We brengen een groepje mensen naar Schiphol, zwaaien ze uit met de pers erbij, maar ze komen nooit bij de gate


‘We Are Here of Wij Zijn Hier is een groep van 200 volgens de overheid uitgeprocedeerde asielzoekers die niet terug kunnen. Dat wordt onze eerste doelgroep.’

Theorie vervolgt:
‘Maar meer zoden aan de dijk zetten de vrijwillige schijnuitzettingen. We brengen een groepje mensen naar Schiphol, zwaaien ze uit met de pers erbij, maar ze komen nooit bij de gate, via een sluiproute keren ze enigszins vermomd via het station terug naar Amsterdam, trekken hun plan of melden zich aan bij We Are Here en het circuit begint opnieuw. We Are Here of Wij Zijn Hier is een groep van 200 volgens de overheid uitgeprocedeerde asielzoekers die niet terug kunnen. Dat wordt onze eerste doelgroep. Een ander groepje stapt wel op het vliegtuig maar keert met het eerstvolgende vliegtuig terug. We hebben dat met de corrupte autoriteiten daar afgesproken. Met vervalste papieren weten we ze als nieuwe asielzoekers te importeren. Zo houden we de instroom in stand. Natuurlijk zullen er ook bij zijn die met behulp van een beetje zakgeld toch echt naar het land van herkomst willen proberen terug te keren, in de wetenschap dat ze hier kansloos zijn en in de hoop toch aan de autoriteiten in hun land te ontsnappen. Soms denken ze met een paar honderd euro daar een onderneming te kunnen beginnen. Hoop is een vreemd ding. Na wat omwegen komt die bij mensen altijd terug. Als het niet lukt in het land van herkomst hebben ze opeens de hoop dat het de volgende keer hier wel zal lukken en staan ze met wat geluk weer bij ons op de stoep en melden zich aan voor onze ‘procedure’, niet wetend wat die eigenlijk inhoudt. Mensen zijn hardleers, vooral in hun hoop.’
‘Mensen via een mensensmokkelaar terug laten komen naar Europa, ‘ging Theorie verder nadat ze een hen tegemoet komend luidruchtig groepje Marokkaanse jongeren hebben ontweken, ‘is eigenlijk een onbegonnen zaak, kost kapitalen. Goedkoper en effectiever is dan om even een gat in een hek in Griekenland of in de Balkan te laten branden, we hebben daar wel contacten ter plaatse voor. Steeds meer ultrarechtse partijen zien immers in dat een volledige afsluiting averechts werkt voor hun aanhang. Men denkt dan dat het geregeld is, de vluchtelingenstroom is gestopt en de mensen vallen weer in slaap en de traditionele partijen zetten hun traditie voort. Dus even een lek in zo’n hek waar een paar duizend mensen door kunnen, de vluchtelingen daar zelf de schuld van geven en iedereen is weer gefocust. Je moet wat.’

Bij hun afscheid drukte Theorie Rein het boekje ‘De mensenhandelaar van Amsterdam’ in de hand. ‘Hier,’ zei hij, ’verspil geen tijd en lees alleen het verhaal uit de titel. Dan begrijp je waar ik naar toe wil. Berg het boekje goed op. Het zou iemand op een idee kunnen brengen. Ik zorg voor het vastgoed. Denk na over de geheime verbinding tussen PAZC en slagerij. Neem personeel aan voor het PAZC, zorg dat er één persoon is die je vertrouwt en die zorgt voor de levering van PAZC aan slagerij. De rest van het personeel, dat je die persoon laat aannemen, mag van niets weten. Neem een slager aan waarop je blindelings kunt rekenen omdat hij aan je kant staat maar het liefst ook omdat je iets van hem weet. Laat hem het overige personeel van de slagerij aannemen. Komt goed.’ Hij hoorde zichzelf het laatste zeggen en dacht: ik ontkom niet aan de cliché’s van deze tijd, ik heb ook al eens ‘Fijne dag nog’ gezegd. Maar voor de rest verliep alles prima. Hij gaf Rein een warme handdruk, hij had een compagnon!
(uit De Mensensmokkelaar van Amsterdam)

THEORIE wil, behalve de verkenning van de plek waar alles kan plaatsvinden, vooral uiteenzetten hoe ze het verdwijnen van de asielzoekers zullen verklaren


Ze stonden bij een slachthuis. Het is zo goed als failliet, wist Theorie. We kunnen het zo overnemen.

5.

In de dagen hierna wandelden ze veel in het donker rond, ze mochten niet samen gezien worden. Officieel vertegenwoordigden ze elk een totaal andere, een elkaar vijandige kant van het asielvraagstuk. Aan het woord was meestal Theorie. Het leek of hij jarenlang zijn ei niet kwijt had gekund. Verder leek hij Rein als een geweldig klankbord te beschouwen, misschien wel omdat ze zo verschillend zijn. Rein die nog niet zo oud is, misschien 45, maar er uitziet als een ouwe hippie, met staart. Theorie als de nette ideale schoonzoon in pak, 35 jaar oud.
Bij hun wandelingen droeg Theorie meestal een hoed. Hij was te onrustig om ergens te gaan zitten. Ze liepen vaak over kades. Panden die over het water te bereiken zijn hadden zijn bijzondere interesse. Ze stonden bij een slachthuis. Het is zo goed als failliet, wist Theorie. We kunnen het zo overnemen. En hier zit nog een bank, maar die banken moeten drastisch inkrimpen, ze zijn één keer gered maar dat zal geen tweede keer gebeuren, ze kampen met een enorm imagoverlies, daar kan geen VVD tegenop. Dus dat gebouw zal binnenkort ook wel leegkomen.
Behalve een verkenning van de plaatsen waar alles zal kunnen plaatsvinden, wilde Theorie deze keer vooral uiteenzetten hoe ze het verdwijnen van de asielzoekers zouden verklaren, hoe ze zullen uitleggen dat ze een veel grotere doorstroming hebben dan de gewone AZC’s. En tenslotte wilde hij aangeven hoe hij de aanvoer in stand wilde houden.
‘Kijk,’ zei Theorie, ‘we zorgen dus voor afvoer. Maar we kunnen de manier waarop niet prijs geven. Komt misschien nog, als meer landen gaan inzien dat het echt niet anders kan. Hoe leggen we dan nu uit hoe wij aan zo’n hoog percentage doorstroming komen, want we blijven natuurlijk nieuw materiaal aanvoeren. Er zijn een aantal mogelijkheden: er verdwijnen er onderweg naar het uitzendcentrum in Ter Apel, de illegaliteit in, er verdwijnen er die bezwijken voor de verlokkingen van de grote stad, die denken hun weg te kunnen vinden buiten het PAZC. Er komen er ook in Ter Apel aan en een enkeling wordt ook daadwerkelijk uitgezet, een enkeling, maar waar het kan moeten we daar gebruik van maken en zo’n gelukte uitzetting ook op ons conto bijschrijven. We houden ons net als de Nederlandse regering van den domme en doen net of we niet weten dat die mensen bij aankomst onmiddellijk worden opgepakt, een kopje kleiner gemaakt of minstens opgesloten.
(uit De Mensensmokkelaar van Amsterdam)

THEORIE vraagt zijn assistent wat hij er voor over heeft om van asielzoekers af te komen

4.
Dus plaatst hij de advertentie voor een personal assistant. Daar komen enkele tientallen mensen op, de meesten leken de conclusie te hebben getrokken dat hij een lijfwacht zocht en zagen er navenant uit. Een totaal ander type, oude hippie met staart maar dan niet zo oud, een jaar of 45, wekte zijn interesse. Theorie vraagt ‘ Ken je mijn doelstellingen? O.k., prima. Maar heb je daar ook iets voor over? Ik moet je vragen om een heel groot offer te brengen. Namelijk om precies het tegenovergestelde te gaan doen als dat je dacht dat je moest gaan doen. Namelijk, je moet asielzoekers gaan verwelkomen, je moet ze op de stations gaan ophalen, je moet een AZC opzetten, je moet ze daar opnemen en vertroetelen. Wil je dat doen? Dat moet ik eerst van je weten voor ik zeg waarom. Als je niet meteen nee zegt, dan wil ik dat je daar een nachtje over slaapt en morgen terugkomt, dan praten we verder, tenminste als je daar dan zonder meer, zonder te vragen, laat staan te weten waarom, ja op zegt.’
De sollicitant, die Rein heette, zei de volgende dag zonder te vragen waarom: ja. ‘Goed,’ zei Theorie, ‘maar ons doel is om van asielzoekers af te komen. Ik kan je vertellen dat je uiteindelijk toch dat wat je wilde en wat de reden is dat je hier kwam, zult bereiken. De vraag is: Wat heb je er voor over? Je hebt al aangegeven dat je bereid bent je naar de buitenwereld totaal anders te gaan gedragen dan je overtuiging is, en dat je het er voor over hebt als een asielzoekersvriend aangezien te worden. Maar de eigenlijke vraag is: wat heb je er uiteindelijk voor over om van asielzoekers af te komen? Hoe ver durf je te gaan? Ik zeg niet dat het moet, maar ik moet het wel weten: zou je bijvoorbeeld wat in het burgerlijk jargon een misdaad heet, een moord heet, willen doen om van asielzoekers af te komen?
Nu vroeg de sollicitant of hij er een paar dagen over na mocht denken.
Na die paar dagen kwam hij terug en zei: ‘Het is niet gemakkelijk. Ik ben niet gewend dingen te doen tegen mijn karakter, tegen mijn geweten in. Ik heb het heel moeilijk om asielzoekers binnen te halen, om vriendelijk tegen ze te zijn, ze te vertroetelen. Maar ik heb het ook moeilijk ze te vermoorden. Ik ben wel tegen asielzoekers maar ik ben geen moordenaar. Maar ik geloof nu dat het me toch zal lukken, juist door de combinatie van de twee die de tegenstelling tussen die twee opheft. Dat ik eerst zeer tegen mijn aard en zin asielzoekers moet verwelkomen, ze vertroetelen, zal zo’n frustratie, zo’n agressie in me opwekken, dat ik tenslotte dáárdoor in staat zal zijn ze te vermoorden. Dus: Top! Ik doe het!’
Theorie klopte hem op zijn schouder, omhelsde hem. ‘ Ik wist dat ik op je kon rekenen. Ik weet als ik naar mensen kijk wat voor vlees ik in de kuip heb. Dat zal trouwens nog wel eens een uitdrukking kunnen zijn waar we aan moeten denken als ik je de komende tijd verder in zal wijden in mijn plannen.’
(uit De Mensensmokkelaar van Amsterdam)
(De Mensensmokkelaar van Amsterdam/ The Amsterdam human smuggler)

Theorie wil een eigen Particulier Asiel Zoekers Centrum, een PAZC, oprichten maar beseft dat hij dat met zijn reputatie niet kan doen

3.

Maar kort daarna besefte hij ook dat hij dat niet zelf kon doen, met zijn reputatie. Hij zou immers een eigen asielzoekerscentrum moeten oprichten, een AZC, maar dan een particulier asielzoekerscentrum, een PAZC, en zo een particuliere bijdrage leveren aan het lenigen van het vluchtelingenvraagstuk. We doen allemaal wat we kunnen, nietwaar? En een met een slagerij erbij. Halal! Pure dienstverlening.
Hij plaatste een advertentie.
Een advertentie voor een directeur van een PAZC met als buur een Islamitische slagerij?
Nee. Want Theorie was ervan overtuigd dat je iemand die solliciteert op een functie pro-vluchteling niet tot het tegenovergestelde krijgt, zeker niet tot het extreme tegenovergestelde, het andere uiterste.
En andersom wel. Zij het niet vanuit het extreme andere uiterste, het vermoorden van vluchtelingen, waar je natuurlijk ook geen advertentie voor kunt plaatsen. Nog niet in ieder geval. Sommigen moeten nog even geduld hebben.
Theorie plaatst een advertentie voor een persoonlijk assistent. Assistent van hem, Theorie, met zijn anti-vluchtelingen-, anti-vreemdelingen- anti-Moslim-, anti-Europareputatie. Zo’n sollicitant hoort dan op gesprek dat het tegenovergestelde van hem verwacht wordt als waarop hij heeft gereageerd. Maar denkt toch: hier zit meer achter. Wanneer hij dan ook, na enig nadenken, toch ja zegt maar even later te horen krijgt dat het pro-vluchteling zijn maar schijn is, en hij opgelucht en dankbaar heeft ademgehaald, en dan te horen krijgt dat het er eigenlijk zelfs om gaat om zo snel mogelijk zo veel mogelijk vluchtelingen fysiek uit te schakelen en te doen verdwijnen, dan kan de net nog opgeluchte sollicitant niet meer terug. Aldus de gedachtengang van Theorie.
(uit De Mensensmokkelaar van Amsterdam)

Theorie weet wat hem te doen staat als hij een citaat leest uit De Mensenhandelaar van Amsterdam van Jaroslav Hasek

2
En toen vond Theorie dat citaat. Hij was niet iemand die echt in boekhandels kwam maar in de bakken met ramsj voor de deur wilde hij wel eens rommelen. Voor 1 of 2 euro kon je je immers geen buil vallen. Het was de titel die opviel: <De mensenhandelaar van Amsterdam>. Dat Amsterdam natuurlijk, maar ook dat mensenhandelaar. Mensenhandel, vrouwenhandel, mensensmokkel, actuele onderwerpen. De schrijver van het boek kende hij niet, pas later zag hij dat het ook de schrijver was van <De brave soldaat Svejk>. Van dat boek had hij gehoord maar het had hem nooit aangetrokken. Die Svejk leek hem een sukkel, een loser. Ook dit boek viel al meteen tegen. Het waren verhalen, en één verhaal van maar net iets meer dan 3 bladzijden heette <De mensenhandelaar van Amsterdam>. En dat bleek dan eigenlijk te gaan over de invloed van keukenmeidenromans op het leven van sommige mensen. Dat sloeg dus niet op hem. Maar toen stond er dit:

<In Amsterdam, in een afgelegen straat bij de haven, waar in het water van een gracht in één jaar honderden vreemdelingen verdwijnen, ligt een klein café waarin je kamers kunt huren. In de drankjes voor de gasten, die hier willen overnachten, wordt echter een slaaptablet gemengd en daarna… daarna verdwijnt het bed met de gast door een valluik in de kelders. Een klap, een huiveringwekkende gedempte kreet… Naast het café is een slagerij. Daar wordt het vlees zo goedkoop verkocht en gehouwen, dat de winkel steeds vol kopers is. Het vlees heeft een eigenaardige bijsmaak – daar wordt immers mensenvlees gehouwen! Begrijpt u hoe dat gaat ? In de kelder worden de gasten met een slag van een bijl kapot geslagen, zij worden geslacht, gehouwen en in de nacht wordt het vlees naar de slagerij vervoerd.>

Theorie vergat het intellectuele tintje dat hij aan het vluchtelingenvraagstuk wilde toevoegen, hij wist wat hem te doen stond.
(uit De Mensensmokkelaar van Amsterdam)

THEORIE richt een nieuwe partij op, de Partij voor Theorie en Praktijk, de PTP

1
Theorie was een vrij jonge, maar wel volwassen man, van zo´n 35 jaar namelijk, die niet wist hoe hij aan zijn naam kwam. Was het ´theorie in tegenstelling tot de praktijk´? Was het zijn moeder die op die manier tegen zijn vader aankeek die haar al voor zijn geboorte in de steek had gelaten? Zijn moeder, die toen het een jongetje bleek dat bovendien nog op de vader leek, zo wraak had genomen? Theorie zei trouwens zelf altijd: ‘ Het is de theorie die de praktijk vooraf gaat en het is de theorie die weer uit die praktijk voortkomt.’ ‘ Jaja, ‘ zeiden zijn toehoorders dan. Of was het gewoon de combinatie van de namen van zijn grootvader aan zijn vaders kant en zijn grootmoeder aan zijn moeders kant? Theo en Rie. Maar dan nog vond zijn moeder het waarschijnlijk een goede grap. Ook zij was uit zijn leven verdwenen voor hij het kon vragen. In ieder geval was Theorie niet tevreden over zijn leven tot nu toe. Wetenschap zat er niet in, rijk worden evenmin, schrijven kon hij niet, andere artistieke aanleg had hij niet, dus hij dacht: ik moet de politiek in. En waar kon je in deze tijd mee scoren? Ja, met rechtspopulisme. En met wat als onderwerp? De vluchtelingenstroom. Haha. De Islam. Haha. Nationalisme, tegen Europa. Haha. Natuurlijk was er al veel op dit gebied, maar hij vond dat hij daar wel een intellectueel tintje aan kon toevoegen. Theorie had namelijk de neiging zichzelf een beetje te overschatten. Hij dacht dat hij origineel was toen hij zei dat het niet genoeg was om te roepen dat er minder vluchtelingen moesten komen, dat de grenzen dicht moesten, dat mensen terug moesten, je moest ook daadwerkelijk aantonen dat jij er voor zorgde dat er vluchtelingen teruggingen, of dat er minder binnenkwamen. Maar dat laatste, en dat vond hij heel slim van zichzelf, die vluchtelingenstroom mocht niet echt stoppen, of hoogstens tijdelijk, want die stroom voedde jouw partij. Je moest als Theorie ook praktisch zijn. Hij noemde zijn partij daarom De Partij voor Theorie en Praktijk, de PTP.
(uit De Mensensmokkelaar van Amsterdam)
(De Mensensmokkelaar van Amsterdam/ The Amsterdam human smuggler)

Verhalen over v/h de 8-Huizen ofwel de Achtwoningen (uit Aan de Lange Weg)

(Nieuwe FB-pagina’s als Veldhoven zoals het was, Zeelst zoals het was, Oerle zoals het was en Meerveldhoven zoals het was, zijn voor mij aanleiding om fragmenten uit Aan de Lange Weg weer naarvoren te halen) 
(Over de Achtwoningen publiceerde ik hier eerder: Voorheen de Acht-huizen https://meursam.nl/?p=908)

(De familie Weels verhuist in 1957 van de eerste bocht van de Lange Weg, waar ze tot zijn dood naast de schoenmaker met het houten been woonden, naar v/h de Achthuizen, een paar honderd meter verderop aan de Lange Weg)

De Verhuizing

Tante Jo gooit alles uit het raam van de opkamer zo in de kippenren. Alles van de zolder en ook heel wat van de dingen die ze op de meisjeskamer en op de opkamer tegenkomt. De kippen zijn allang naar binnen gevlucht. Leo Weels staat er gelaten bij, hij durft niet tegen zijn radicale oudere zuster in te gaan. Ze is speciaal van bij het vliegveld gekomen om schot in de verhuizing te brengen. Tien jaar geleden heeft ze hier nog tijdelijk gewoond, de Duitsers hadden haar huis gevorderd, bovendien was het toen veel te gevaarlijk bij het vliegveld. Ze heeft toen het pasgeboren Jantje tijdens het bombardement de schuilkelder in gedragen.

Leo maakt er zonde van, hij zou nog heel wat van die spul­len kunnen gebruiken.

“Steek maar in de fik,” zegt ze, “dan heb je er geen last meer van.” Ze heeft er een kleur van. Later lijkt ze toch een beetje van zichzelf geschrokken en pakt enkele dingen terug. Leo maakt van alles zonde, dus ook van de seringenstruik bij de kippenkooi, om het over die prachtige hoge fruitbomen maar niet te hebben. En van het varkenshok dat hij zelf heeft gemetseld en de overdekte zandbak. Waar hebben de kinderen een overdekte zandbak! En van zijn rommel in het houthok. In de Acht-Huizen is niet eens een houthok!

De verhuizing gaat helemaal met de hand en te voet, al da­gen gaan ze met zijn allen die paar honderd meter heen en weer, gewoon te voet of met de fiets, de kruiwagen, zelfs met de kinderwagen. Om de grotere meubels over te brengen hebben ze van de broer van Heintje van der Horst een handkar gehuurd. Veel moet weg, zoals de plattebuiskachel. Zo`n ding past niet in de Acht-Huizen. Daar is de oudijzerman voor geweest. Dat ging gewoon per gewicht. Nog geen twee tientjes kreeg Leo ervoor. Maar toch voor mij een dagloon op de bouw, dacht hij. Hij verdiende niet veel als ongeschoold arbeider. Die snotneuzen van een jaar of twintig met ambachtsschool hadden meer. Dat stak.

            Nu het varken nog. Het is bang geworden van de luide klappen waarmee er vanalles uit het raam op de grond terecht­kwam. Eerst is er geen beweging in het beest te krijgen en dan schiet het opeens de hof in. Met man en macht wordt er aan het beest geduwd en getrokken, alle kinderen uit de buurt helpen mee. Leo heeft een stok in zijn hand, waarmee hij het varken zo nu en dan een zachte tik geeft. Niemand anders mag het met een stok aanraken. Wat absoluut niet mocht gebeuren, gebeurt toch: het schiet de Lange Weg over en raakt in de droge sloot aan de overkant. Ze maken dan maar van de nood een deugd en drijven het verder door de sloot – daar kan het alleen niet uit – in de richting van de Acht-Huizen. Maar bij het paadje gaat de sloot door een rioolbuis en moet het varken omhoog. Het krijgt eindelijk een touw om de nek en door aan de voorkant te trekken en aan de achterkant met alle macht te duwen, raakt het varken op het fietspad. De nieuwe buren van de Acht-Huizen aan de overkant van de sloot komen het gezelschap tegemoet en met zijn allen krijgen ze het varken, waarvan het luide gekrijs heen en weer kaatst in het tunnelgangetje tussen de woningen, in zijn nieuwe hok. De familie Weels is verhuisd naar de Acht-Huizen.

(Lees het vervolg: Voorheen de Acht-Huizen )




En ook dit is een verhaal uit v/h de Achthuizen:

Vrolijke buurmeisjes in de typische voordeurnis van de Achtwoningen

Verder met Adri

Hij was in zijn element, Adri, hij stond aan de weg druk te gebaren, alle buren om hem heen, hij was het middelpunt, want zijn kind was zoek. Er is al overal gezocht, navraag gedaan, men heeft de naam van het kind geroepen. Iemand heeft toen voorzichtig gevraagd of het kind niet in zijn bedje kan liggen en Adri heeft verontwaardigd geantwoord dat ze daar allang hebben gekeken.

            “Ik denk dat ik de zwarte mannen er maar bijhaal,” zegt Adri ferm.

            “De politie!” legt een jongetje fluisterend uit. De politie heeft lange tijd een zwart uniform gedragen.

            Midden op de Lange Weg nadert in het donker langzaam een wiebelend, onzeker lichtje. Men zwijgt verbaasd en hoort een zacht geprevel uit de richting van het lichtje komen. Het is vrouw Brems die van haar ziekbed is opgestaan en in een kamerjas en met een brandende kaars in haar hand biddend midden op de rijweg komt aanlopen. Niet ongevaarlijk, want het is de doorgaande weg naar de grens, net tussen de eerste en de tweede bocht van de Lange Weg, en de straatverlichting is nog slecht.

            “Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U,” bidt vrouw Brems, loopt om het groepje heen en keert terug. Zo blijft ze op-en-neer lopen: van haar huis een honderd meter van de woning in de Acht-Huizen, om de mensen heen, en terug. Tot ze tussen de menigte vrouwtje de Laat, de moeder van het verloren kind, ontdekt. Dan maakt ze een scapulier los van haar hals, drukt het de moeder in de hand en zegt gedre­ven: “Hier, bid, bid, BID!”

            Vanuit de voordeur wordt Adri door zijn dochtertje geroe­pen: “Papa, kom eens.” Even later loopt hij met grote stappen en breed met zijn armen zwaaiend weer op de buren af.

            “Nou ligt-ie snotverdomme in een ander bed!” zegt Adri.

            En nu de oudste dochter van Meijer dit zo beeldend verteld heeft met haar zware stem en de Vrouwen van de Eerste Huizen lachen om de herinnering en Hanna Knietel zegt: “Ja, dat scapulier, dat is waar ook, dat was ik vergeten”, en nóg zegt: “Vrouw Brems is niet lang daarna overleden”, nu wil Hanna Bosmans toch wel kwijt dat er bij Adri eigenlijk niks kwaads bij zat en dat, als in dat huwelijk een van beide hon­derd procent  zou zijn geweest, het nooit zo`n goed huwelijk was geworden. Daar zijn ze het over eens. Adri was eigenlijk een kwajongen gebleven, niet te beroerd om met de jongens op handen en knieën onder de heg naar meikevers, hegmulders, te zoeken of voor “bok” te spelen: met gespreide benen op de grond zitten met daartussen een “bok”, een kleine of grote piramide van stuiters die de jongens met een stuiter om moes­ten gooien om de bok te winnen. Een bok die zo goed als plat was en waarvan de stuiters helemaal in de modder waren geduwd, werd verontwaardigd een plekbok genoemd. Van het werkwoord plekken, ofwel plakken.

            “Maar hij was eigenlijk niet bekwaam om brommer te rijden,” zegt Hanna Bosmans en nu is ze serieus. Want wat gebeurt er? Het is donker en daar komt Adri uit de richting van het dorp aanrijden. Eigenlijk zou hij het bord moeten gehoor­zamen dat zegt: “Wielrijders oversteken”, want enkele meters na het bord houdt het fietspad op. Maar ach, het is maar een paar honderd meter en dan is Adri thuis, en als hij hier naar links zou oversteken zou hij bij zijn huis weer naar rechts moeten oversteken, dus vindt hij het veiliger rechtdoor te gaan. Niet te hard, denkt Adri, niet te hard, anders ga ik die vracht­wagen nog inhalen… nog wat langzamer, maar nog komen de achterlichten dichterbij… de vrachtwagen staat stil!… En Adri roept nog “hoho, hoho!” en botst er met een klap tegenaan, maar veel en veel harder dan thuis tegen de poort, hij schuift er met brommer en al onder… Adri de Laat is voorgoed thuisge­komen.

            “Dat is de zoveelste dode in dat korte stukje van de Lange Weg in een paar jaar, en allemaal mensen onder de zestig,” zeggen de Vrouwen van de Eerste Huizen.

Het kind dat zoek was maar in een ander bed bleek te slapen gaat naar de HBS, een uitzondering in de buurt. En Leo Weels kan niet nalaten te zeggen: “Dat zal dan wel niet de echte Hoge Burger School zijn.”

            Vrouw de Laat toont zich na het verongelukken van haar man opvallend zelfstandig en bijdehand, ze brengt zonder al te veel problemen haar kinderen groot. Twintig jaar na Adri wordt ze doodgereden bij het oversteken van een van de wegen die tussen de nieuwe wijken zijn aangelegd.

            Hors Teunis verwisselt zijn fiets voor een gemotoriseerd invalidenwagentje en rijdt daarmee uiterst traag door het dorp. Hij komt in een aanleunwoning van het bejaardenhuis te wonen, waar zijn moeder in de verzorgingsflat zit, en sterft voor zijn zestigste. De meeste van de broers zijn dan al overle­den en wij vragen ons af hoe het met onze klasgenoot Ko is, want die zag er de laatste keer niet goed uit, werkt als metse­laar dag en nacht voor zijn opgetutte vrouw.

            “Ko?” zegt iemand, “wanneer heb jij die voor het laatst gezien? Ko is al twee jaar geleden overleden!”

            Dat is een schok, we wisten van niks, en als het enigszins kan gaan we nog wel naar alle begrafenissen van de vroegere bewoners van de Lange Weg. Daarmee is er van de zes zonen van de familie Teunis geen een meer in leven

            Van de Acht-Huizen zijn twee woningen afgebroken, voor de nieuwe weg, zoals de meeste huizen waarvan we verteld hebben. Voorheen de Acht-Huizen.

Kaft 1e druk van Aan de Lange Weg, foto van rond 1988, in het midden rechts v/h de Achthuizen, waarvan de eerste 2 woningen vanaf de andere kant dan al zijn dichtgetimmerd voor de Kempenbaan. In de 2e woning woonden de meisjes op de andere foto. In het witte huis woonde toen Oosterbosch (Kempen Cars), begin 50erjaren de schoenmaker met het houten been en aan de andere kant van deze tweewoonst de familie Weels.


V/H de Acht-huizen, – woningen rond 1988, de 2 linkerwoningen al dichtgetimmerd met het oog op afbraak voor de Kempenbaan
Links woonde hier in de 50er jaren de familie Weels, aan de rechterkant de Schoenmaker met het houten been. Rechts naast het gapende gat zicht op v/h/de Acht-huizen, -woningen.

Verhalen uit Aan de Lange Weg, roman van Meurs A.M.,
geïllustreerd, hier graag bestellen via mijn Boekwinkeltje Wonderland, in nieuwstaat en zonder verzendkosten. U koopt rechtstreeks bij de schrijver die de kosten voor de uitgave zelf gefinancierd heeft. Zo u wilt gesigneerd. Hartelijk dank!


Illustratie  Ufuk Kobas