GERECHTIGHEID toneelstuk in 16 scènes door Meurs A.M.

Vervolg van Facebook Willem Adams

Scène 8

Buiten
Sirenes, een geluidswagen die steeds herhaalt dat men binnen moet blijven en ramen en deuren gesloten houden. De BEUL hanteert vaardig de bijl bij het hakken. De KUNSTENAAR kijkt naar de lucht, snuift, loopt op de BEUL af wanneer deze even stopt.
KUNSTENAAR: Weet je wat dat zijn daarbinnen? Zeikerds! Maar levensgevaarlijke zeikerds! Die maken je af met een glimlach. Doen ze zelf niet, láten ze doen. Houden zelf hun handen schoon. Vinden altijd wel iemand die daar intrapt.
BEUL: Intrapt?
KUNSTENAAR: (van zijn stuk) Heb jij kinderen?
BEUL: (verontwaardigd) Kinderen, natuurlijk! Ik negentien kinderen! KUNSTENAAR: (even stil) Als je er zo veel hebt, dan sta je er boven… Maar als je er een of twee hebt, dan trek je je nog aan wat er met ze gebeurt. Mijn vrouw heeft het voor me verzwegen. De trut! Heb jij een vrouw?… Ach ja, nou ja, jij zit er niet mee. Ik heb een meid van zeventien, ik mocht haar nooit hard aanpakken. Nou is ze het huis uit. Verhuisd. Mijn vrouw wist ervan. Voldongen feiten. Alle vrouwen zijn tochtige hoeren, dat zijn het! BEUL: (verontwaardigd) Mijn vrouwen goed, mijn dochters goed! Niet hoeren! (Wil kwaad weer beginnen te hakken)
KUNSTENAAR: (haastig) Ach, zo bedoel ik het niet. Bij jullie is dat anders. Goed, goed, natuurlijk jouw dochters goed.
BEUL: Vrouwen ook goed! Zonen nog beter. Jij niet zoon?
KUNSTENAAR: (afgemat) Ja, ook al goed. Een zoon heb ik ook. Daar is nog niks mee aan de hand. (Stil, windt zich dan weer op) Weet je wat mijn vader met mij deed?… Die bond me vast aan de ladder en gaf me dan met de gloeiende pook! (stil)
BEUL: Vader? (stil)
KUNSTENAAR: Die ene hè, die met iedereen aangeilt, mannen of vrouwen, als het haar maar uitkomt, die vakbondsbestuurster, die heeft een zoon aan de drugs. Weet je wat ik zou doen? (Haalt een klein zakmesje te voorschijn, maakt een onderhandse, opwaartse kelende beweging) Krrrrst! Afgelopen! (Gaat op de grond zitten, slaat even zijn handen voor zijn gezicht, dan bezwerend)
Wij tweeën hebben niks gemeen met die daarbinnen. Wij zijn proletariërs, handarbeiders!
BEUL: Gemeen?
KUNSTENAAR: O, waar ben ik terechtgekomen! (Slaat opnieuw de handen voor het gezicht.)
De BEUL kijkt naar hem, de bijl aan de voet, heft hem dan op, houdt hem even in de lucht en gaat verder met houthakken.
(Weer duidelijk de geluidswagen: ‘Wilt u binnen blijven en ramen en deuren gesloten houden.’)

Voor bestellen Adams(Boon)-special

GERECHTIGHEID
(Het volledige toneelstuk)

toneelstuk in 16 scènes

Personen:

BEUL: vijfendertig jaar maar ouder uitziend, klein, oosters of Noord-Afrikaans type, vriendelijk, onschuldig uiterlijk; draagt een baard en mist een voortand;

KUNSTENAAR: midden vijftig , een wildeman;

INTELLECTUEEL: tussen de veertig en zestig jaar;

ONDERNEEMSTER: vijfenveertig jaar, verzorgd uiterlijk, goed geconserveerd;

POLITICUS: veertig of ouder;

VAKBONDSBESTUURSTER: achter in de dertig.

KLEDING: ligt alleen voor de BEUL vast. Deze draagt een te groot zwart pak, dat vooral in de schouders te groot is, een wit overhemd en een zwarte stropdas. Behalve in de laatste scène, daar draagt hij een zilvergrijs uniform van bijvoor­beeld een muziekkorps, weer te groot, vooral in de schou­ders, met rode epauletten, rode tressen op de borst, een rode bies rond de pols en op de naad van de broek.

Gespeeld wordt op 2 locaties:

De salon: een mooie kamer van een oud herenhuis; een tafel met 6 stoelen, een salontafeltje met enkele lage stoelen, een hoge buffetkast.

Buiten: buiten de salon, een neutrale plaats, bijvoorbeeld vooraan op het toneel, is soms buitenshuis.

Scène 1 

Buiten

DE BEUL:

Staat in zijn zwarte pak stokstijf op het toneel, staart over het publiek heen, doet dan een stap naar voren en zegt als in het spelletje ‘Wie van de drie’:

Mijn naam is Ahmad. Ik ben de beul van de Jihad. Ik heb in twee jaar drieduizend hoofden afgehakt.

Doet na enkele ogenblikken een stap terug, na weer enkele ogenblikken een stap zijwaarts, idem voor­waarts en zegt op andere toon:

Mijn naam is Ahmad, ik ben de beul van de Jihad, ik heb in twee jaar drieduizend hoofden afgehakt.

Achter hem is geruisloos de KUNSTENAAR opgeko­men. De BEUL maakt dezelfde bewegingen: achter­waarts, zijwaarts en weer voorwaarts, andere intona­tie, vriendelijk:

Mijn naam is Ahmad. Ik ben de beul van de Jihad, ik heb in twee jaar zo’ n drieduizend hoofden afge­hakt.

De KUNSTENAAR verdwijnt schielijk. De BEUL blijft rechtop, glimlachend naar het publiek kijken.

Scène 2

De salon

Aanwezig zijn de ONDERNEEMSTER, de INTELLEC­TUEEL, de POLITICUS en de VAKBONDSBESTUUR­STER, ze houden zich bezig of doen niets.

ONDERNEEMSTER: Ik vind: je moet je waardigheid behouden, onder alle omstandigheden.

INTELLECTUEEL: Dat vind ik zo goed aan je!

VAKBONDSBESTUURSTER: Wat precies?

ONDERNEEMSTER: Mijn uiterlijk is voor mij erg be­langrijk.

INTELLECTUEEL: Dat bedoel ik nou.

POLITICUS: Een van de redenen dat ik van mijn vrouw houd, is dat ze zich goed verzorgt.

KUNSTENAAR: (komt op, hoort nog net het laatste, luch­tig) Welja, als je haar maar goed zit. Weet iemand eigenlijk waarom we hier zijn?

VAKBONDSBESTUURSTER: Hoe is het buiten?

ONDERNEEMSTER: (keert zich hooghartig naar de KUNSTENAAR)  Ja, hoe is het daar?

De sirene van een politieauto is te horen, men luistert.

KUNSTENAAR: Tot aan het hek prima.

VAKBONDSBESTUURSTER: Kunnen we even iets bespreken?

KUNSTENAAR: Voor mijn part, ik haal even Ahmad erbij.

ONDERNEEMSTER: Nee, wacht even. (tot de VAK­BONDSBESTUURSTER) Ik weet niet waar­over jij het wilt hebben maar… Voor mij is het dui­delijk waarom WIJ hier zijn… Er zijn daarbuiten wat vooraanstaande mensen gegijzeld –

KUNSTENAAR: Gegijzeld? Er zijn er al veertien doodgeschoten!

ONDERNEEMSTER: Nou goed. Hierbinnen zijn een politicus, een intellectueel, een vakbondsbestuur­ster, een kunstenaar en een onderneemster. Het is duidelijk: de belangrijkste lagen van de maat­schappij zijn vertegenwoordigd. Wij vormen een soort schaduw-élite. Men heeft ons in veiligheid willen brengen.

KUNSTENAAR: Laat mij er even buiten, wil je, met je élite!

POLITICUS: Nou goed, ze wisten natuurlijk niet welk type kunstenaar… Maar inderdaad, het principe zie ik nu ook.

INTELLECTUEEL: We kunnen niet allemaal hetzelfde zijn.

ONDERNEEMSTER: Okay, we zijn het praktisch eens… Maar wat doet die… eh… gastarbeider hier dan?

KUNSTENAAR: Ik zal hem even roepen, dan vraagt u ’t hem zelf.

VAKBONDSBESTUURSTER: Ik geloof dat u ons be­wust niet wilt begrijpen.

De BEUL komt op met een dienblad waarop theepot en kopjes, hij lacht en knikt terwijl hij de thee serveert.

KUNSTENAAR: (spottend) Heeft er nog iemand vra­gen?

Men drinkt zwijgend de thee.

Scène 3

Buiten, alleen de KUNSTENAAR en de BEUL.

KUNSTENAAR: (enthousiast) Jullie eten toch ook rijst daarginds hè?

BEUL: Rijst, ja!

KUNSTENAAR: Nou, dat bedoel ik. Ik zal voor jou eens een lekker maaltje maken! Doe ik er flink wat knoflook in. Lust je dat?

BEUL: (kijkt rond, fluistert) Lekkerrr! Ik elke dag… drie rauwe knoflookbollen eten. Jij weten?

KUNSTENAAR: Ja, dat wist ik. (gedreven) Soep maak ik ook voor je. Maar dan echte hollandse, met prei, selder, peterselie, wortels, uien… Wij begrijpen el­kaar.

BEUL: (ook enthousiast) Ik voor jou maken tarwekoek met schapevlees!

KUNSTENAAR: Daar gaat het nou niet om maar… Hij luistert naar het schieten in de verte.

Scène 4

De salon, behalve de BEUL is iedereen op, men zit aan een gedekte tafel.

ONDERNEEMSTER: (tot VAKBONDSBESTUURSTER) Ik heb nooit tijd gehad om een gezin te stichten.

INTELLECTUEEL: Een gezin is ook niet alles.

KUNSTENAAR: (in een plotselinge woede-uitval tegen de VAKBONDSBESTUURSTER) Als ík een zoon aan de drugs had, metselde ik een cel en zette hem 3 maanden op water en brood, tot hij er vanaf was! (voor zich uit, nadenkend) Ik maakte de muren wel af met rubber, dat-ie zich niet kon bezeren.

De anderen kijken naar de KUNSTENAAR en de ge­schrokken VAKBONDSBESTUURSTER, stilte.

ONDERNEEMSTER: (tot VAKBONDSBESTUURSTER) Ik vind dat je haar nu echt héél goed zit, je ziet er nu héél mooi uit. (tot de POLITICUS) Vind je ook niet?

POLITICUS glimlacht en knikt verlegen en kijkt dan naar de INTELLECTUEEL.

INTELLECTUEEL: Het verblijf hier doet ons goed.

VAKBONDSBESTUURSTER: (heftig tot KUNSTENAAR die zich zit te ergeren) Jij hebt met hem gepraat hè? (Kijkt naar de deur.)

KUNSTENAAR: (barst los) Godverdomme, er is niet één vrouw die deugt! Tochtige hoeren, dat zijn het! Voor een gewone hoer heb ik respect, die doen het voor het geld, ze hebben gelijk en weten je nog op te beuren, maar – 

De BEUL komt op met een schaal, hij bedient.

ONDERNEEMSTER: (zacht tot VAKBONDSBESTUUR­STER) Verstaat hij eigenlijk ABN?

Scène 5

Buiten

De BEUL alleen op, hij beoefent een soort balletgymnastiek, waarin we een gestileerde onthoofding kunnen herkennen. Hij speelt afwisselend voor slachtoffer en voor beul, steeds opnieuw. Terwijl hij bezig is komt achter hem ongemerkt de POLITICUS op.

POLITICUS: (ogenschijnlijk tegen niemand speciaal) Elke maatschappij heeft mensen nodig die het moeilijke werk opknappen.

De BEUL verstart, staat zeer gespannen zonder de POLITICUS aan te kijken, stil, de POLITICUS geeft een draai aan zijn betoog.

Wij in dit land hebben de weg van de minste weer­stand gekozen, wij hebben duizenden arbeiders van buiten gehaald.

De BEUL ontspant, stilte, de POLITICUS kijkt ter­sluiks naar de BEUL, probeert opnieuw.

Elke machthebber heeft een rechterhand nodig die zijn macht voor hem handhaaft. Dat moet een sterke figuur zijn, niet bang voor vuile handen.

De BEUL, weer zeer gespannen, bekijkt hem wan­trouwend, werpt een steelse blik op zijn eigen handen. Dan gaat hij heel dichtbij de POLITICUS staan, zijn gezicht bijna tegen het zijne, kijkt hem zo onderzoe­kend in zijn gezicht. De POLITICUS houdt het niet uit, hij draait zich om, brengt een hand naar zijn voorhoofd.

Wat ik zeggen wou… ik doe zelf ook aan sport.

Scène 6

De salon

Alle personages op behalve de KUNSTENAAR; de BEUL ruimt op, stoft af, de rest damt, leest of doet niets.

INTELLECTUEEL: (damt met POLITICUS) Jij damt goed, beter dan ik.

POLITICUS: (volgt met zijn ogen de BEUL) Ja, ik heb het spel door.

ONDERNEEMSTER: (bekijkt in 2 spiegels haar nek) Een juiste houding van de hals is alles, voorkomt een onderkin. (tot de VAKBONDSBESTUURSTER) Jij hoeft je daar geen zorgen om te maken.

POLITICUS: (kijkt van de ONDERNEEMSTER naar de BEUL en vice versa) Mijn broer is een bekend jour­nalist – (kijkt onder de tafel, dan naar de INTELLEC­TUEEL die tegen hem glimlacht,  gaat wat achteruit zit­ten) Misschien dat die –

INTELLECTUEEL: Waarom ben je getrouwd? (blijft POLITICUS enkele seconden glimlachend aankijken) …Ik bedoel, wanneer ben je getrouwd?

POLITICUS: O, een aantal jaren geleden. Hoezo? Waar was ik? Mijn broer weet misschien wat meer over de situatie. (kijkt weer naar de BEUL die vriendelijk aanrommelt)

VAKBONDSBESTUURSTER:( langs ONDERNEEM­STER heen tot POLITICUS) Ja, we moeten de zaken eens op een rijtje zetten.

ONDERNEEMSTER: Vergeet die zoon van je nu eens even.

VAKBONDSBESTUURSTER: (fel) Dit heeft met mijn zoon niets te maken!

ONDERNEEMSTER: (sussend) Pardon, neem me niet kwalijk. (dan opgewekt, bewonderend) Jij hebt kinde­ren en je figuur heeft er totaal niet onder geleden.

KUNSTENAAR: (komt op, luid) Er is gif ontsnapt uit een chemische fabriek. Er zijn duizenden doden. Het is ver hiervandaan, maar we moeten toch ra­men en deuren dichthouden.

Stilte, waarin sirenes zijn te horen.

VAKBONDSBESTUURSTER: Het is kil hier, ik heb kippevel. (Pakt een spiegel uit de hand van de ON­DERNEEMSTER en bekijkt haar verontruste ge­zicht)

INTELLECTUEEL: We zouden wat hout voor de haard moeten hakken.

De BEUL kijkt naar de INTELLECTUEEL, knikt vriendelijk en gaat dan af, de POLITICUS volgt hem met zijn ogen en voelt aan zijn nek, de KUNSTE­NAAR kijkt beurtelings naar de POLITICUS en naar de plaats waar de BEUL is ver­dwenen

POLITICUS: We moeten nu –

KUNSTENAAR: Ik ga hem even helpen. (Gaat achter de BEUL aan)

Scène 7

De salon

Iedereen op, behalve de BEUL en de KUNSTENAAR. Er is nog meer lawaai, schoten, sirenes, vliegtuigen.

VAKBONDSBESTUURSTER: Laten we snel spijkers met koppen slaan!

ONDERNEEMSTER: Je bent aanbiddelijk met die op­gewonden kleur. Maar goed, wie weet er meer over onze gastarbeider?

VAKBONDSBESTUURSTER: De kunstenaar praat regelmatig met hem. Met mij heeft hij nog geen woord gewisseld. Ik heb nochtans heel wat gastar­beiders –

POLITICUS: Je zegt het goed: spijkers mèt koppen. En zonder als het aan degenen ligt die ons hebben op­gesloten met die gastarbeider, zoals u zegt.

KUNSTENAAR: (komt luidruchtig op) Ik zou wel eens stevig willen neuken, heb drie weken niks gehad!

De POLITICUS en de INTELLECTUEEL kijken van de KUNSTENAAR naar de ONDERNEEMSTER en de VAKBONDSBESTUURSTER, die geschrokken reageren.

POLITICUS: Moest je daarvoor hém meekrijgen… om hier een paar vrouwen te kunnen –

KUNSTENAAR: (luistert niet) Maar ik zou niet weten met wie hier!

ONDERNEEMSTER en VAKBONDSBESTUUR­STER ontspannen, stil, la­waai van buiten.

POLITICUS: (tot KUNSTENAAR) Je hebt hem zeker ook zijn portie beloofd hè? Een beschaafde vrouw is eens wat anders dan zo’n turken- of marokka­nenhoer en met vijftig in de rij!

KUNSTENAAR: (besteedt geen aandacht aan de POLITI­CUS, op serieuze toon) Er is oorlog tussen Noord en Zuid. Men is bang dat Japan samen met China de kant van het Zuiden zal kiezen. Rusland doet mee met het Zuiden, de Arabische landen hebben nog niet gekozen maar neigen naar het arme Zuiden.

ONDERNEEMSTER: Jij altijd met je ‘nieuws’!

POLITICUS: (opgewonden) We zitten in de val! (tot de KUNSTENAAR) En jij speelt met hem onder één hoedje!

De KUNSTENAAR loopt schouderophalend van hem weg, de POLITICUS loopt achter hem aan en slaat hem onhandig met een voorwerp op zijn achter­hoofd/schouder, ze vechten.

VAKBONDSBESTUURSTER: (buiten zichzelf) Maak hem af, maak hem af!

De BEUL komt op en haalt haastig de vechtenden uit elkaar. Het geluid van buiten, sirenes, schoten, zwelt weer aan.

Scène 8

Buiten

Sirenes, een geluidswagen die steeds herhaalt dat men bin­nen moet blijven en ramen en deuren gesloten houden. De BEUL hanteert vaardig de bijl bij het hakken. De KUN­STENAAR kijkt naar de lucht, snuift, loopt op de BEUL af wanneer deze even stopt.

KUNSTENAAR: Weet je wat dat zijn daarbinnen? Zei­kerds! Maar levensgevaarlijke zeikerds! Die maken je af met een glimlach. Doen ze zelf niet, láten ze doen. Houden zelf hun handen schoon. Vinden al­tijd wel iemand die daar intrapt.

BEUL: Intrapt?

KUNSTENAAR: (van zijn stuk) Heb jij kinderen?

BEUL: (verontwaardigd) Kinderen, natuurlijk! Ik negen­tien kinderen!

KUNSTENAAR: (even stil) Als je er zo veel hebt, dan sta je er boven… Maar als je er een of twee hebt, dan trek je je nog aan wat er met ze gebeurt. Mijn vrouw heeft het voor me verzwegen. De trut! Heb jij een vrouw?… Ach ja, nou ja, jij zit er niet mee. Ik heb een meid van zeventien, ik mocht haar nooit hard aanpakken. Nou is ze het huis uit. Verhuisd. Mijn vrouw wist ervan. Voldongen feiten. Alle vrouwen zijn tochtige hoeren, dat zijn het!

BEUL: (verontwaardigd) Mijn vrouwen goed, mijn dochters goed! Niet hoeren! (Wil kwaad weer begin­nen te hakken)

KUNSTENAAR: (haastig) Ach, zo bedoel ik het niet. Bij jullie is dat anders. Goed, goed, natuurlijk jouw dochters goed.

BEUL: Vrouwen ook goed! Zonen nog beter. Jij niet zoon?

KUNSTENAAR: (afgemat) Ja, ook al goed. Een zoon heb ik ook. Daar is nog niks mee aan de hand.

Stil, windt zich dan weer op

Weet je wat mijn vader met mij deed?… Die bond me vast aan de ladder en gaf me dan met de gloei­ende pook! (stil)

BEUL: Vader? (stil)

KUNSTENAAR: Die ene hè, die met iedereen aangeilt, mannen of vrouwen, als het haar maar uitkomt, die vakbondsbestuurster, die heeft een zoon aan de drugs. Weet je wat ik zou doen?

Haalt een klein zakmesje te voorschijn, maakt een on­derhandse, opwaartse kelende beweging

Krrrrst! Afgelopen!

Gaat op de grond zitten, slaat even zijn handen voor zijn gezicht, dan bezwerend

Wij tweeën hebben niks gemeen met die daarbin­nen. Wij zijn proletariërs, handarbeiders!

BEUL: Gemeen?

KUNSTENAAR: O, waar ben ik terechtgekomen! (Slaat opnieuw de handen voor het gezicht.)

De BEUL kijkt naar hem, de bijl aan de voet, heft hem dan op, houdt hem even in de lucht en gaat verder met houthakken. Weer duidelijk de geluidswagen: ‘Wilt u binnen blijven en ramen en deuren gesloten houden.’

Scène 9

De salon

Iedereen op, de BEUL is bezig.

ONDERNEEMSTER: Een beschaafd iemand kan veel doen zonder dat het direct storend is. Beschaving, daar gaat het om. (Stil)

(Voor zich uit) Ik heb vaak voor heel moeilijke be­slissingen gestaan.

Wendt zich parmantig tot de VAKBONDSBE­STUURSTER. Deze reageert geïnte­resseerder dan te­voren.

We kregen een aanvraag voor zeer geavanceerde richtapparatuur voor geleide wapens. Hoewel een handelaar als bemiddelaar optrad, wisten wij dat het was voor één van de oorlogvoerende partijen in het Oosten. Het was nog voor ze zich verenigd hadden tegen het Noorden.

Legt haar hand op de arm van de VAKBONDSBE­STUURSTER.

Onze apparatuur zou de ene partij geweldig in het voordeel brengen. Wij konden dat niet voor onszelf verantwoorden.

De KUNSTENAAR begint geïrriteerd op en neer te lopen, de BEUL stopt met rommelen om beter te kun­nen luisteren

We hebben bedenktijd gevraagd en in het geheim contact gezocht met de andere partij. Pas toen we met deze ook een contract hadden, hebben we geleverd aan de eerste.

Toen kort daarop een stad volledig werd verwoest, wisten we dat onze apparatuur goed was. En zeker toen er aan de andere kant hetzelfde gebeurde.
(Nadenkend) Het blijft moeilijk… zo’n  direct verband tussen jouw beslissing en duizenden doden.

De BEUL gaat af, stil, de VAKBONDSBESTUUR­STER luistert naar zijn voetstappen boven hen.

VAKBONDSBESTUURSTER: Hij is de bedden aan het doen.

Stil, tikt koket op de hand van de ONDERNEEM­STER.

Die doden zouden toch gevallen zijn, het had al­leen  wat langer geduurd. En vergeet niet: gebrek aan werkgelegenheid kost ook mensenlevens!

Stil, ze pakt het gezicht van de ONDERNEEMSTER in haar handen.

Hij komt ook van die kant vandaan! Zag je hoe hij luisterde? Hij is hier om wraak te nemen!

KUNSTENAAR:

(is woedend voor de ONDERNEEMSTER komen staan) Weet je wat ze jou moesten doen? Ze moesten jou met je kut op zo’n ‘geleid wapen’ zetten! Met je verhalen! Waarom kom je er niet gewoon voor uit dat je haar wil neuken!

ONDERNEEMSTER: Je bent een vreselijk banaal en onbeschoft iemand.

KUNSTENAAR: Weet je zeker dat je niet ‘onbeschaafd’ bedoeld?

Scène 10

De salon

Iedereen op, de bekende achtergrondgeluiden van buiten.

INTELLECTUEEL: (tot de POLITICUS) Heb jij wel eens iemand gedood?

POLITICUS: Niet direct.

INTELLECTUEEL: Hoe bedoel je?

POLITICUS: Eigenlijk niet, niet direct, bedoel ik.

INTELLECTUEEL: Oh. (stil, nadenkend) Doden geeft je macht over een ander.

ONDERNEEMSTER: (terwijl ze met haar uiterlijk bezig is, op aanstellerige toon) Het loopt helemaal uit de hand. Er is geen gezag meer. Het gepeupel neemt de macht over. Het einde van onze beschaving.

INTELLECTUEEL: Tuttut, zo ver zou ik nu ook niet willen gaan.

VAKBONDSBESTUURSTER: Tja, wat is gepeupel? Ik heb zelf ook nog als arbeidster gewerkt, inpakster bij Van Nelle. Waren ook veel gastarbeiders. Mis­schien vergissen we ons in die van ons.

De BEUL die bezig was keert zich naar haar toe, zij glimlacht tegen hem

Het lijkt me wel een aardige man. En hij is niet le­lijk ook. (Ze steekt haar borst vooruit.)

ONDERNEEMSTER: Waar jij mee bezig bent! Je ge­draagt je of je weer bij Van Nelle werkt!

KUNSTENAAR: Een tochtige hoer, dat is het.

ONDERNEEMSTER: (wijst met de zijkant van haar hoofd naar de KUNSTENAAR) Nou ja, bij die was zelfs geen vernisje beschaving dat kon verdwijnen.

INTELLECTUEEL: Zien jullie nou niet in dat we elkaar juist nodig hebben?

POLITICUS: Elkaar?

INTELLECTUEEL: (tot de POLITICUS)  We moeten iets bedenken. Daar ben jij vast handig in.

VAKBONDSBESTUURSTER: (springt voor de BEUL, half op zijn engels) Surprise, surprise! Telefoon voor you!

De BEUL kijkt haar verwonderd aan

Telefoon! Ringring! Jij begrijpen?

(Ze gaat weer zitten, theatraal) Weer niet gelukt!

BEUL: Ik met jullie moet praat, morgenavond.

Men kijkt hem geschrokken aan.

Scène 11

Buiten

De bekende geluiden, de BEUL is hout aan het hakken, de KUNSTENAAR loopt opgewonden heen en weer, gaat dan op de BEUL af, vraagt de bijl en hakt er verwoed op los, dan steunt hij hijgend op de bijl, kijkt smekend de BEUL aan.

KUNSTENAAR: Maak er alstublieft een eind aan! Ruim ze op! Wil je dat voor me doen?

Ik heb nog nooit zo’n doortrapt zooitje bij elkaar gezien.

Doe het niet voor mij, doe het voor de mensheid!

Daarna mag je mij ook te grazen nemen. Als je dat wilt, als je dat moet.

Maar laat me eerst zien dat die anderen eraan zijn, dat gerechtigheid is geschied!

Doe je het? Doe je het?

De BEUL staart hem aan, wendt dan zwijgend het hoofd af.

Scène 12

De salon

Iedereen op, behalve de BEUL. De ONDERNEEMSTER zit aan tafel, de KUNSTENAAR in een fauteuil. Schoten, sire­nes, vliegtuigen, ontploffingen, het licht in huis knippert nu ook.

ONDERNEEMSTER: Geen telefoon, het licht doet het nog nauwelijks… Waar zijn we hier eigenlijk! (gede­cideerd, op geaffecteerde toon) Ik zeg niet graag dit soort dingen, maar ik vrees dat we iets tegen hem moeten ondernemen.  Hoe we hier uit komen en hoe het daarbuiten is, zien we dán wel weer. Ik zeg er meteen bij dat ik mezelf niet tot zoiets in staat acht.

Bekijkt uitgebreid haar hals in een spiegel.

We zullen hem voor moeten zijn. Hoewel, zou ie­mand iets tegen deze goed geconserveerde hals kunnen ondernemen?

Kijkt glimlachend met haar hoofd schuin en gestrekte hals naar de KUNSTENAAR. Die kijkt haar woedend aan.

VAKBONDSBESTUURSTER: (duikt neer bij de KUN­STENAAR) Luister, we hebben meer met el­kaar gemeen dan je wilt toegeven. Ik heb een zoon aan de drugs en jij hebt een dochter die het huis uit is gevlucht.

KUNSTENAAR: (springt woedend op) Dat gaat jou geen moer aan! Wij hebben niks met elkaar te maken! Ik ben geen hoer!

POLITICUS: We weten natuurlijk niet wat jij met je dochter hebt uitgehaald.

INTELLECTUEEL: (haastig) Waar is de…eh… Ahmad eigenlijk?

ONDERNEEMSTER: (luchtig) Die rust, die heeft straks werk te doen.

POLITICUS: Iemand zou hem in zijn slaap kunnen – .

VAKBONDSBESTUURSTER: Maar jij heet vast geen ‘iemand’.

Keert zich weer naar de KUNSTENAAR.

POLITICUS: Ik ben nooit mijn verantwoordelijkheden uit de weg gegaan.

INTELLECTUEEL: (voor zich uit) Ik heb één keer ie­mand dood laten gaan. Ik was er niet verantwoor­delijk voor, ik hoefde het niet te weten, maar ik wist het. Ik had in kunnen grijpen, maar ik heb het niet gedaan.

Stilte, waarin de geluiden van buiten duidelijk zijn te horen.

VAKBONDSBESTUURSTER: (geeft het niet op bij de KUNSTENAAR die weer is gaan zitten) Ik ben ook maar een  gewoon mens, ik heb je toch verteld van Van Nelle! Ik ben niet een van hen! Eigenlijk horen jij, hij en ik bij elkaar.

POLITICUS: (wil indruk maken) Toen ik eenmaal had besloten: er moet ingegrepen worden, wist ik dat er doden zouden vallen bij de gijzelaars. (wacht) Toch is dat beter, politiek gezien, dan één dode die het vliegtuig of de trein wordt uitgegooid, terwijl jij machteloos toeziet. (wacht) Daar wordt de kiezer woedend om. (wacht) Het was verkiezingstijd en het heeft ons inderdaad een vijftien zetels extra op­geleverd. (wacht) Je moet er toch vanuit gaan dat jij zoiets het beste op kunt knappen, en dat als jij de macht verliest het nog erger is voor de situatie.

KUNSTENAAR: (droog) Vijftien zetels. Iets meer dan één dode per zetel. Niet eens zo heel slecht.

INTELLECTUEEL: (voor het eerst geïrriteerd tot POLITI­CUS) Daar hebben we nu allemaal niks aan. Hier maak je weinig indruk. Je slaat nog geen deuk in een pakje boter. Als je wat wilt bekennen, vertel dan liever waarom je bent getrouwd.

POLITICUS: (Ontwijkend, verwaand) Ik ga er vanuit dat mijn carrière ook nuttig is voor de maatschappij. Anders had ik er niet aan moeten beginnen.

VAKBONDSBESTUURSTER: Zeg, hebben jullie een onderonsje? Ga effe samen de gang op en pak me­kaar effe lekker.Toe zeg!

ONDERNEEMSTER: (opeens scherp) Er gaat niemand de gang op!

Stilte.

VAKBONDSBESTUURSTER: Het is toch zo duidelijk als wat!

(Maakt een wanhopig gebaar naar de KUNSTENAAR) Al die verhalen eromheen zetten geen zoden aan de dijk.

(tot de POLITICUS) Doe jij dan iets! Kom er einde­lijk voor uit wat je bent!

(tot de INTELLECTUEEL) Of jij!

Ze probeert de kamer uit te glippen.

POLITICUS (pakt haar vast) Waar ga jij naartoe? Nee­nee, jij gaat niet boven met hém op bed liggen!

VAKBONDSBESTUURSTER: (schreeuwt) Nee, dat zou je liever zelf doen!

Stilte, geluiden van buiten

ONDERNEEMSTER: (opvallend kalm, tot de KUNSTE­NAAR) Wat verdien je eigenlijk zo met die schilde­rijen?…

Stilte

KUNSTENAAR: (spottend) Een gewoon klein mannetje met een bijl maakt er abrupt een eind aan. Afgelo­pen met de elite!

VAKBONDSBESTUURSTER: (geleidelijk aan meer be­heerst maar ook meer verontwaardigd) Laten we elkaar geen mietje noemen! Ik geef tenminste toe dat in mijn pakket een kerncentrale, een chemische fa­briek en een wapenfabriek zit.

(richt zich tot de INTELLECTUEEL) Al doe je dan  halfzacht, jij bent ook niet zo’n lekker jong. Die ene dode waar je van verteld hebt, dat is maar om af te leiden!

Stilte, geluiden van buiten.

KUNSTENAAR: (smalend) Afgelopen! Kop eraf! Een klein beultje maakt er gewoon een eind aan… Ik heb meer gedaan dan alleen schilderijen maken, ik heb gelééfd! Dat pakken ze mij niet af!

Iedereen staart voor zich uit, een straaljager of een projectiel giert laag over.

Scène 13

De salon, niemand op, gestommel, voetstappen achter de coulissen.

ONDERNEEMSTER: (achter de coulissen) Vooruit, naar binnen! (komt op, terwijl ze met de bijl de VAK­BONDSBESTUURSTER voor zich uit duwt) Zo, ga daar staan. Hier. (Duwt de VAKBONDSBESTUUR­STER de bijl in handen) Jij bent em.

De POLITICUS en INTELLECTUEEL zijn nieuws­gierig na hen opgekomen.

De voorstelling kan beginnen. (op autoritaire toon) En we doen allemaal mee, begrepen!

De ONDERNEEMSTER kijkt de anderen een voor een dwingend aan, begint dan heupwiegend, haar rok tot boven de knie geheven over het toneel te wandelen, bootst op aanstellerige toon de VAKBONDSBE­STUURSTER na, terwijl ze doet alsof deze de BEUL is.

Weet je, lief beultje van me, ik ben gespecialiseerd in gastarbeiders. Honderden heb ik er geholpen, ben ik er van dienst geweest.

Alles weet ik van jullie, jullie culturen, jullie gods­dien­sten. Meters boeken heb ik over jullie, de hei­lige Koran en de Bhagavadgita in het middelpunt. (Staat stil, laat haar rok los, stil)

Maar ach, ik was niet altijd vakbondsbestuurster.

Ze wacht even, steekt haar linkervuist in de lucht, marcheert.

Leve de strijdcomite’s! Weg met de reformistische vak­bondsleiding! Verkocht aan het kapitaal! Denk aan het vakbondstientje, het vakbondsgeeltje, het vakbonds­groeneruggetje! Complot om samen met de regering de arbeidersklasse eronder te houden! De crisis nadert! ( marcheert met grote passen) De cri­sis nadert! Zelf het heft in handen nemen! Strijd­comite’s op de bedrijven!  Arbeidersmacht, weet je wel, arbeidersmacht! 

Ze laat haar vuist zakken, richt zich op zogenaamd be­zwerende toon tot de VAKBONDSBESTUURSTER.

Ik weet wat VOLKSVERZET is. Ben nog gearres­teerd bij rellen in de haven. Foto heeft in de Haagse Post gestaan. Weet je niet meer? Ah, dat artikel heeft jullie geheime dienst vast ergens liggen.

Stil, neemt andere houding aan, snikkend.

Ik moet bekennen dat ik mijn zoon niet van de drugs heb kunnen houden. (Huilend) Ik beken, ik ben schul­dig. Ik heb mijn zoon niet van de drugs af kunnen houden

Werpt zich geknield aan de voeten van de VAK­BONDSBESTUURSTER maar graait ondertussen naar haar borsten, haar kruis.

Ik ben schuldig, ik beken, lieve beul. Zal ik je pij­pen? Ik pijp je de hemel in! Stenig me! Werp jij die zonder zonde bent de eerste steen!

De VAKBONDSBESTUURSTER maakt een drei­gend gebaar met de bijl, trekt dan de ONDERNEEM­STER overeind en duwt haar de bijl in de hand.

VAKBONDSBESTUURSTER: Zo is het genoeg. Nu jij. Nu ben jij aan de beurt. Nee, blijf staan. (Vermant zich, dan op de toon van een kinderversje) Beste beul, moet je horen. Ik ben een zeer bruikbaar iemand. Ik weet hoe dingen werken. Samen met jullie Islam laat ik jullie economie over de wereld gaan. Ben een echte ouder­wetse zendeling. In no time liggen ze hier allemaal richting Mekka. Niks geen recht op vloeken tegenover recht op bidden. Alleen  bidden moet!

Staar je toch niet blind op die kunstenaar!

Weet je trouwens wat een kunstenaar en een onder­nemer gemeen hebben? … Dat ze allebei iets BLIJ­VENDS willen maken. 

INTELLECTUEEL: (tot POLITICUS) Hoezo iets ‘blij­vends’? Een ondernemer iets ‘blijvends’? Een ‘blij­vende’ bom?

VAKBONDSBESTUURSTER: (schenkt alleen aandacht aan de ONDERNEEMSTER) Je kunt me vertrou­wen. Ik ben pro het gewone volk. Toen ik jong was, was ik lid van de VVGO.

POLITICUS: (tot INTELLECTUEEL, lachen onder­druk­kend) De VVGO? Vast een damesvoetbalclub. Vrouwen Vooruit Ga Onder? Nee, Vrouwen Voor­uit Ga Omhoog?

VAKBONDSBESTUURSTER: Weet je wel, de Vereni­ging Van Goede Ondernemers!

INTELLECTUEEL: (tot POLITICUS) Goede onderne­mers?… De goede ondernemer? De goede moorde­naar?

VAKBONDSBESTUURSTER: Ondeugend hè? Ben er nog het ouderlijk huis voor uitgegooid. Vertede­rend, niet? Smelt je niet helemaal weg? Onderne­men hoeft niet slecht te zijn, zeiden we, onderne­men kan goed zijn. Een vermogen verwerven als middel tot sociale experimenten. Maar pappie en mammie zagen dat niet zo. Ach, die waren wat ou­derwets. Wij zagen een on­derneming als strijdor­ganisatie. Alles en iedereen noemde zich toen zo. De vakbond, de kerk, de boeren­bond en de hoe­renbond. (stil)

Is ’t een probleem dat ik een vrouw ben? Ja, dat begrijp ik, in jouw wereldbeschouwing. Maar de helft van dat probleem kan ik zo oplossen. Ik val geen mannen las­tig, val niet op mannen. Hoewel, als jij, beultje van me… voor jou zou ik misschien mijn best willen doen.

ONDERNEEMSTER: Ho! Stoppen! Nou de anderen.

POLITICUS: (probeert lacherig te doen) De VVGO!

ONDERNEEMSTER : (tot POLITICUS) Hier, kom op! (steekt de bijl in zijn richting) Doe het maar. Dat wordt toch niks meer tussen jullie.

POLITICUS:

Maakt een bange indruk, kijkt naar de INTELLECTU­EEL, dan weer naar de ONDERNEEMSTER, duwt vlug de INTELLECTUEEL de bijl in handen, praat op­eens snel.

Ik heb verantwoording durven nemen in deze maat­schappij. Ik heb poli – Nee (maakt met kruisende han­den een afkappende beweging alsof er een camera is).Opnieuw. (Op gemaakte toon) Ik ben een man van de wetenschap. Jullie hebben mensen zoals ik nodig voor de ontwikkeling van jullie land. Ik ben progres­sief, ik ben tolerant. Ben het altijd geweest, zal het al­tijd zijn. Wij, progressieve intellectuelen uit de mid­denklasse, plegen individueel klasseverraad, om soli­dair te zijn met de arbeidersklasse.

Was lid van de Bond van Wetenschappelijke Arbei­ders, de BWA. Arbeiders, gastarbeiders… (roept plech­tig uit) Arbeiders van alle landen…! (stil)

Van mij mag alles. Ik ben niet zoals die anderen hier. Ik ben niet gecorrumpeerd. Ik hoef mijn verleden niet te verbergen. Mijn verleden, heden en toekomst één rechte lijn!

Nooit geloofd in waardevrije wetenschap en doe het ook nu niet. Mijn onderzoek wordt betaald door het bedrijfsleven, natuurlijk! Maar ik zal er niet één kriti­sche noot voor laten. Ik gebruik het, het bedrijfsleven. Niet andersom. Dat is het verschil tussen mij en de anderen hier. Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, sympathieke beul, maar ik ben gewoon een beter mens. Sterker, zij deugen niet en ik wel. Ik ben funda­mentalistisch betrouwbaar. Als je een keuze moet ma­ken – wat Allah verhoede, want elk leven is mij heilig – moet het niet moeilijk voor u zijn. Laat gewoon de beste mens in leven. Tenzij men van mij vraagt me op te offeren. Dan zal ik niet aarzelen, want zo ben ik. In dat geval vraag ik slechts één gunst. Laat me één keer de politicus mogen –

INTELLECTUEEL: Verrader! Tot op het laatst ben je niet rechtuit. Met je politieke verantwoordelijkheid! Politiek profijt!

ONDERNEEMSTER en VAKBONDSBESTUURSTER: Boeoeoeh! In je rol! In je rol!

INTELLECTUEEL: (duwt POLITICUS bijl in handen, neemt stoere houding aan, zegt geloofsbelijdenis op)

Als Rode Jeugd bereid ik me voor op een harde en ge­welddadige strijd.

Als Rode Jeugd school ik me in Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao Tse Toeng.

Als Rode Jeugd stel ik me ten alle tijde in dienst van het volk.

Als Rode Jeugd leg ik bij arrestatie geen verklaring af tegenover mijn politieke tegenstanders.

Als Rode Jeugd ondersteun ik alle acties tegen het ka­pitalisme, ik distanciëer me niet van stenen- of bom­mengooiers, parkeermeteruitrukkers of hoe het volk nog meer mag heten ten tijde van acties.

Als Rode Jeugd ben ik in voortdurende oorlog met het kapitaal.

Als Rode Jeugd test ik andere Rode Jeugd door deze bij de politie aan te geven.

(begint heen en weer te marcheren)

Ik heb de handschoen opgenomen. Er ligt een lange, gevaarlijke weg voor me. Maar gewapend met de ge­dachten van Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao Tse Toeng, en daadwerkelijk gesteund door het proletari­aat, zal de vernietiging van het kapitalisme een onaf­wendbaar gebeuren zijn.

(staat stram, vuist omhoog) Alle macht aan het volk!

(weer marcherend) Als stadsguerillero ben ik gety­peerd door moed en besluitvaardigheid, sluwheid en voorzichtigheid. Ik moet goed kunnen schieten.

(stram, vuist omhoog) Lang leve voorzitter Mao!

(in richting van POLITICUS, met knarsende tanden) Wij zullen niet aarzelen deze fascistische pestrat te liquideren!

Beheers de straat!

Bombardeer de hoofdkwartieren!

Durf te strijden, durf te overwinnen!

Geweld nu! (pakt bijl uit handen van POLITICUS, doet alsof hij ermee slaat, duwt de bijl terug )

Betaal ze met gelijke munt! Vernietig hun huis zoals zij het jouwe vernielen! (met overslaande stem) Verniel hun patserige auto die betaald is van jouw centen! Be­dreig ze in hun bestaan, zoals ze jou bedreigen door hoge huren en verschrikkelijke leefomstandigheden. Met ratten praat je niet, die trap je dood! Rook ze uit hun holen! Alle macht aan het volk!

Richt zich nu tot POLITICUS

Jullie zijn het platteland van de wereld. Jullie omsin­gelen de steden, het westen, het centrum van het impe­rialisme. Door onze activiteiten hier dwingen we de imperialisten zich op een tweede, binnenlands front te richten. (zingend) Binnenlands front! Binnenlands front. (loopt achter de POLITICUS langs, slaat tegen zijn billen) Lekkere kont!

Schakelt over, doet alsof hij zijn broek opent.

Hier, beul, de splinters van mijn verleden hangen nog in mijn ballen. Een test met een handgranaat, weet je wel. Het beschadigen van onze eigen ballen ging ons beter af dan die van de klassetegenstan­der. Onze bommen waren niet zo indrukwekkend. Wij waren lang geen RAF of Rode Brigades. Misschien maar goed ook. (opgewekt) Misschien ben ik daarom toch nog goed terechtgekomen. (stil)

ONDERNEEMSTER en VAKBONDSBESTUURSTER: (roepend) Afdeling bekentenis! Camera loopt.

INTELLECTUEEL: (jankend) Voor het front van het volk en voor deze camera moet ik bekennen dat ik mijn ware liefde ontrouw ben geweest. Terwille van mijn politieke carrière ben ik in het huwelijk getreden. Ik heb 2 mannen ongelukkig gemaakt, degene die van mij hield en van wie ik hield, en mijzelf. Huhuhuhuhu!   

De BEUL en de KUNSTENAAR zijn opgekomen en zien het schouwspel aan.

ONDERNEEMSTER: (wijzend op BEUL en KUNSTE­NAAR) Hé, de voorstelling in de kleine zaal is ook afgelopen.

VAKBONDSBESTUURSTER: Daar hebben we de ver­tegenwoordiger van de BBA.

ONDERNEEMSTER: De BBA? Is dat geen busonder­neming? Toettoet!

VAKBONDSBESTUURSTER: De Bond van Beeldende Arbeiders. Jawel!

POLITICUS: En de BBB is er ook! De Bond van Beu­lende Beulen! (de vier proesten het uit)

INTELLECTUEEL: Dat wordt dan natuurlijk de BBBA (hij komt niet meer bij) De Bond van Beulende Beul Arbeiders!

De BEUL neemt de POLITICUS de bijl af en zet hem weg.

KUNSTENAAR: (vol verachting) Stelletje Maagden­huisklanten!

Stilte

ONDERNEEMSTER: (kijkt KUNSTENAAR aan, seri­eus, denkt na, begint dan te neuriën, geleidelijk aan komen er woorden bij) … Dit is pas het begin, wij gaan door, wij gaan door, wij gaan door met de strijd.

Allemaal!

ONDERNEEMSTER dwingt VAKBONDS­BESTUUR­STER, POLITICUS en INTELLECTU­EEL in polonaise mee te lopen, die doen dat ook, al zingend:

Hier zijn we eindelijk thuis,

in ons eigen Maagdenhuis.

Dit is pas het begin,

Wij gaan door, wij gaan door, wij gaan door met de strijd!

Ze blijven rondlopen en zingen, steeds hysterischer.

Scène 14

De salon

Op zijn de POLITICUS, de INTELLECTUEEL, ON­DERNEEMSTER en VAKBONDSBESTUURSTER. Er is veel lawaai, zowel van buiten als van binnen. Men doet heel druk en opgewekt, loopt veel heen en weer.

De VAKBONDSBESTUURSTER is vrolijk aan het stof­zuigen.

De ONDERNEEMSTER stoft af.

De INTELLECTUEEL maakt voorbereidingen voor het koken, schilt aardappels, rammelt met pannen.

De POLITICUS loopt met armen vol hout binnen, je hoort hem buiten hakken.

Ze knikken naar elkaar in het druk voorbijlopen, ste­ken hun duim op, doen onnatuurlijk druk.

Na enkele minuten is het plotseling stil, men bevriest ter plekke.

Scène 15

De salon

Iedereen op, behalve BEUL en KUNSTENAAR. Buiten en binnen opvallend rustig, men staart voor zich uit

POLITICUS: Hij is wel lomp, maar hij heeft tevens iets puurs. In mijn studententijd had ik zo’n vriend.

Stilte

ONDERNEEMSTER: Wat vinden jullie, zal ik wat rouge opdoen?

Stilte

INTELLECTUEEL: Als je niet wat goeds ziet in ieder mens, kun je nooit kennis en macht willen verdelen.

Stilte

VAKBONDSBESTUURSTER: Ik zou eindelijk weer eens gewoon, ordinair tennis willen spelen.

Stilte

ONDERNEEMSTER: Het is zo rustig buiten.

Stilte

POLITICUS: Ik hou ook van sport. Als het even kan, ren ik elke dag 5 kilometer. Zo’n keer per week neem ik de trimbaan er nog bij.

Stilte

INTELLECTUEEL: Ik heb in dagen niets gelezen.

Stilte

ONDERNEEMSTER: Eigenlijk zou je mensen niet moeten beoordelen op hun spraak.

Stilte

VAKBONDSBESTUURSTER: Och, dat tennis is ook eigenlijk niks voor mij… Die hele sfeer er omheen.

Stilte

POLITICUS: We vertelden elkaar vaak moppen.

Stilte

ONDERNEEMSTER: Ik was stapelverliefd op Jeanne d’Arc.

Stilte

INTELLECTUEEL: Wij vertelden elkaar heel weinig. Dat was raggen en nog eens raggen!

Stilte

VAKBONDSBESTUURSTER: Als we uit de fabriek naar huis liepen, noemden ze ons de Van Nelle-dellen.

Stilte

POLITICUS: Misschien hadden wij wat minder mop­pen moeten –

Stilte

INTELLECTUEEL: Wat is dat eigenlijk helemaal: ‘pro­fessor’?

Stilte

ONDERNEEMSTER: Ik vond haar haar zo keurig  kort. En de lijn van haar wang!

Stilte

POLITICUS: Ik had het mezelf een stuk makkelijker kunnen maken.

Stilte

INTELLECTUEEL: Ik heb zo’n jongen gekend.

Stilte

VAKBONDSBESTUURSTER: Die jongen is op zich niet slecht, misschien raakt ie er wel vanaf.

Lange stilte

ONDERNEEMSTER: Hoe laat is het?

POLITICUS: Nog niet te laat.

Stilte

INTELLECTUEEL: Hij redt het wel.

Stilte

VAKBONDSBESTUURSTER: Hij is onze redding.

Men knikt instemmend, voor zich uit starend

Scène 16

De salon

Een donker toneel, lichtflitsen, oorverdovend lawaai, we zitten midden in een bombardement.

Als het voorbij is en het licht weer aangaat, zien we de BEUL rustig wat glazen en andere voorwerpen recht­zetten. Hij draagt het uniform dat lijkt op dat van een muziekkorps. Hij kijkt eens op zijn horloge, telt de stoelen, zet koffie, maakt alles klaar voor de bijeen­komst.

Plotseling vliegt de deur open en staat de KUNSTE­NAAR daar, verwilderd, helemaal onder het bloed, een grote bebloede bijl in zijn handen. Hij kijkt wild maar stralend naar de BEUL, hij hijgt.

KUNSTENAAR:Ik heb het voor je gedaan!

Ik wist dat je er tegenop zag, dat je stil wilde gaan le­ven.

Kunnen we nu vrienden zijn?

De BEUL staart hem hevig ontsteld aan, de KUNSTE­NAAR merkt het niet, hij blijft de BEUL met een stra­lend gezicht aankijken, hij steekt beide armen een beetje op in zijn richting, hij verwacht dat de BEUL hem om de hals zal vallen van dankbaarheid.

Einde

Spelen
van Meurs A.M.

Spelen, de toneelstukken Gerechtigheid, Screbrenica of de Mandaad, Mijnwerkersmacht en het hoorspel De Gekke Onderwijzer
Omschrijving en bestelwijze, klik op link.


Voor de Adams (Boon)-special op papier: Zie website: https://www.boekwinkeltjes.nl/…/A-HetWerk71-literair…/ , ook voor verkrijgbaarheid. Fijn als u hem bestelt: genummerd en gesigneerd.


Willem Adams als model voor literaire personages De Wildeman, Dolf (Mens) de kunstenaar, DE KUNSTENAAR, de kankeraar

(Willem Adams 1937 – 2022
In dat kleine streepje tussen die 2 jaartallen zit zijn, soms vrij heftige, leven. De kunstschilder Willem Adams werd geboren op 23 februari 1937 in Veldhoven, in het deel Meerveldhoven, en overleed op 5 januari 2022 in Eindhoven waar hij sinds 1964 woonde. )

DE WILDEMAN (in Aan de lange Weg, roman)

Of moest hij (Jan) naar de Wildeman luisteren die had gezegd: “Er moet gewerkt worden, die pen moet over het papier krassen!”

Tja, wat moet je als schrijver als je, zoals in Aan de lange Weg, zelf ook een personage bent, meerdere zelfs: Jan(tje) en de (schrijver) A.M.? Luisteren naar een ander personage, de Wildeman?
Natuurlijk ben je als schrijver verantwoordelijk voor elk personage, ongeacht wie daarvoor model staat. Alles wat het personage doet komt voor jouw rekening! Want jij schrijft het op… Maar toch. Hoe de personages zich tegenover elkaar gaan gedragen, ho, hoe jij de personages zich tegenover elkaar laat gedragen, zeker als jij een of meerdere van deze personages bent, hoe het model voor een personage zich gedraagt… beïnvloedt jou als schrijver.
SOMMIGE PERSONAGES DRAAG JE JE HELE LEVEN MEE.

Willem Adams noemt in het begin van zijn verhaal Louis Paul Boon in Eindhoven ‘Van de Mierden, een ex-onderwijzer die in zijn huiskamer een uitleenbibliotheek had.’ Bij mij heet die ‘de Gekke Onderwijzer, in Aan de Lange Weg als roman, in een gelijknamig hoorspel, in de roman die ik aan het schrijven ben, ook daarin wordt de Gekke Onderwijzer toegesproken en om raad gevraagd. Hij is een personage dat ik mijn hele leven meedraag. Willem Adams, de Wildeman, Dolf (Mens), DE KUNSTENAAR, enzovoort zijn ook personages die ik mijn hele leven meedraag.

DE WILDEMAN (Aan de lange Weg, roman)

Sommigen zeiden dat het door die zon kwam in Nieuw Guinea, anderen door wat hij daar gezien had. Weer anderen zeiden: “Welnee, ’t is omdat hij twee jaar niets van zijn meisje had gehoord – ‘maar hij had helemaal geen meisje!’ onderbreekt nog iemand – “en toen hij terugkwam bleek ze al twee jaar uit het dorp verdwenen en zou ze zelfs een kind gehad hebben dat ze had afgestaan en zou ze ergens bij de grote rivieren in de verpleging werken.”

            In ieder geval was de magere jongen een woeste man geworden die zijn haar en zijn baard liet groeien en woest op zijn motor door het dorp reed en ergens in een hutje was gaan wonen waar je door de modder alleen te voet of met de motor kon komen. En het scheen dat hij daar in die verlaten hoek zelfs niet over de paden reed maar soms dwars door de weiden en akkerlanden en zelfs door het prikkeldraad scheurde. De rustige magere jongen was een wildeman geworden die wilde tekeningen van Nieuw Guinea liet zien en bijna even wilde tekeningen van vrouwen- en paardenkonten, zoals hij ze noemde, en die die tekeningen ook exposeerde en de affiches met “Dolf Mens exposeert vrouwen- en paardenkonten” nog net niet zoals Luther op de kerkdeuren spijkerde, maar wel op de bomen rond de kerk. En die dronk en vloekte en kaartte en voor wie geen vrouw veilig was. Zei men.

            Ja, de verhalen deden al gauw de ronde. Dat hij de meisjes op de benzinetank van zijn motor door de opspattende modder tot vlak voor zijn hutje reed. Dat hij, als ze klaagden dat ze helemaal onder zaten, de modder van hun gezicht en benen likte.

DOLF DE KUNSTENAAR
(De Personages, columns,
alleen gepubliceerd in literair kladschrift HetWerk,DE KOK IS KONING)

(fragment) “En dan kan Kok zich helemaal richten op wat die niet al te slimme  – hoewel natuurlijk altijd nog slim genoeg om de koning uit te hangen – jongen van een Alexander eruit flapt,” zegt Dolf de kunstenaar.

“Wat anders nu ,” zegt Harrieke, “bij mij in de buurt was geen ei meer te krijgen. En dat deed me, hoewel ik van een eitje hou, deze keer eens oprecht genoegen, want ik wist dat ze goed terechtgekomen waren.”

 “Namelijk op de neus van Adelmund, de staatssecretaris,” zegt Dikke Jos. “Die heeft vroeger als voorzitter van een vakbond geleerd dat je vanaf het podium altijd de leuzen van de demonstranten moet overnemen. Dus die kwam het podium op en riep:

‘We want war!  Het beleid deugt niet! (Pats, een ei!) Weg met de staatssecretaris!’

‘Maar mevrouw, dat bent u zelf!’ (Weer een ei)”

            “En Rosenmöller zegt dat het aan de grootte van zijn neus ligt, dat dat ei erop is terechtgekomen,” zegt de Zangeres, “en dat dat verder niks met hem persoonlijk te maken heeft.”

            “Maar het is een ei op de neus van de gelijkgeschakelde politiek,” zegt Dikke Jos. “Op de salonfähigkeit van Groenlinks dat zich, door de milieubeweging te laten vallen in de zaak Schiphol, klaarmaakt om zitting te nemen in het volgende kabinet.”

            “Het zijn de ruiten die ingegooid worden van de opportunistische politiek rond de Waddenzee,” zegt Dolf de kunstenaar.

“En dan vraag je je niet meer af of het kan en of het mag, die eieren en die kapotte ruiten,” zegt Dikke Jos, “maar of ze het verdienen, die politici.  Voor hun kortzichtigheid, hun schijnheiligheid, hun draaikonterij. Is het niet voor het een dan is het wel voor het ander.”

“En dan is het antwoord volmondig ja!” zeggen de personages.


DE KUNSTENAAR
(Toneelstuk Gerechtigheid, een Kunstenaar, een Intellectueel, een Vakbondsbestuurster, een Politicus en een Onderneemster zijn in een oorlogssituatie opgesloten met een gastarbeider die ze de Beul noemen)

POLITICUS: Een van de redenen dat ik van mijn vrouw houd, is dat ze zich goed verzorgt.

KUNSTENAAR: (komt op, hoort nog net het laat­ste, luchtig) Welja, als je haar maar goed zit.  Weet iemand eigen­lijk waarom we hier zijn?

VAKBONDSBESTUURSTER: Hoe is het buiten?

ONDERNEEMSTER: (keert zich hooghartig naar de KUN­STENAAR)  Ja, hoe is het daar?

De sirene van een politieauto is te horen, men luistert.

KUNSTENAAR: Tot aan het hek prima.

VAKBONDSBESTUURSTER: Kunnen we even iets bespreken?

KUNSTENAAR: Voor mijn part, ik haal even Ahmad erbij.

ONDERNEEMSTER: Nee, wacht even. (tot de VAKBONDSBESTUURSTER) Ik weet niet waarover jij het wilt hebben maar­… Voor mij is het duidelijk waarom WIJ hier zijn… Er zijn daarbuiten wat vooraan­staande mensen gegijzeld –

KUNSTENAAR: Gegijzeld? Er zijn er al 14 doodge­schoten!

ONDERNEEMSTER: Nou goed. Hierbinnen zijn een poli­ticus, een intellectueel, een vakbondsbestuurster, een kunstenaar en een onderneemster. Het is duidelijk: de belangrijk­ste lagen van de maatschappij zijn vertegenwoordigd. Wij vormen een soort schaduwelite. Men heeft ons in veilig­heid willen brengen.

KUNSTENAAR: Laat mij er even buiten, wil je, met je e­lite!

POLITICUS: Nou goed, ze wisten natuurlijk niet welk type kun­stenaar… Maar inder­daad, het principe zie ik nu ook.

INTELLECTUEEL: We kunnen niet allemaal hetzelfde zijn.

ONDERNEEMSTER: Okay, we zijn het praktisch eens… Maar wat doet die… eh..­. gastarbeider hier dan?

KUNSTENAAR: Ik zal hem even roepen, dan vraagt u ’t hem zelf.

VAKBONDSBESTUURSTER: Ik geloof dat u ons bewust niet wilt begrijpen.

De BEUL komt op met een dienblad waarop theepot en kopjes, hij lacht en knikt terwijl hij de thee serveert

KUNSTENAAR: (spottend) Heeft er nog iemand vragen?

Men drinkt  zwijgend de thee.

DE WILDEMAN (in Aan de lange Weg, roman)

Nee, als je midden in de kroeg zulke verhalen zit te vertel­len, dan wordt het niet rustig rond je. Maar toch raken steeds meer mensen ervan overtuigd dat al die verhalen nooit op het conto van één persoon kunnen worden geschreven. Dat de Wildeman op totaal verschillende plaatsen gelijktijdig is gezien, is daarvan het beste bewijs.

            En dan wordt er inderdaad een dubbelganger gevonden. En niet zomaar eentje. Een dubbelganger die in dezelfde straat in het dorp aan de Lange Weg is geboren, dus alles weet van de achtergrond van de Wildeman. Die zich zijn uiterlijk heeft aangemeten en zich voor hem uitgeeft in de stad en in de dorpen er omheen en zelfs kroegschulden op zijn naam heeft achtergelaten. (…)

            Maar de ontdekking van deze dubbelganger deed dan weer het gerucht toenemen dat er misschien wel drie Wilde­mannen waren en dat de echte zich allang had teruggetrokken en al dertig jaar bij Philips werkte en binnenkort met pensioen ging.

            Toch wilde weer een ander verhaal dat de Wildeman een succesvol kunstenaar was, die door de bekende museumdirecteur Rudie Fuchs was ontdekt, en met hem naar Amsterdam was verhuisd en exposeerde in de belangrijkste musea ter wereld.

            Niemand weet het.

            “Maar ik weet wel,” zegt iemand, “dat de echte Wildeman gestopt is met het vertellen van verhalen over vrouwen en ook die ‘godverdommese bloedmooie meid van een Petra’ nooit meer noemt, nadat hij haar onverwacht heeft aangetroffen bij zijn ouders thuis die toen nog leefden: een oude vrouw met spierwit haar die zei dat ze maar eens opstapte omdat ze nog moest poetsen. En die dus blijkbaar door de smetvrees was gegrepen, net als vroeger buurvrouw Van de Stal, bij wie ze nog ooit aan de deur was geweest voor een betrekking, en die de kolenkist vanbinnen schrobde.”

            En de vrouw van de Wildeman zou gezegd hebben: “Het is maar goed dat hij haar zo eens heeft gezien, hij altijd met zijn verhalen!”

            De Wildeman zelf had haar naam nog één keer genoemd toen hij haar broer aanhaalde: “Onze Petra zou nooit gek zijn geworden als ze met jou was getrouwd.”

            Daarna noemde de Wildeman haar naam nooit meer. En ook schepte hij nooit meer op over andere vrouwen. Dus als er toch nog zulke verhalen de ronde doen, dan komen die vast van zijn dubbelgangers.            

“Ziezo,” zeggen de Vrouwen van de Eerste Huizen.

(Uit de
Adams(Boon)-special bij het overlijden van de kunstschilder Willem Adams, met Persoonlijk eerbetoon, onze kennismaking zoals beschreven in Aan de Lange Weg, Willem- Adams over Louis Paul Boon in Eindhoven, de 3 autotochten heenenweer tussen Eindhoven en Erembodegem in België, de opening in 1967 van zijn tentoonstelling door Boon, de expositie, de problemen met de kunstenaarsregeling de Contraprestatie, de Sociale Dienst, met de publicaties in het Eindhovens Dagblad. Ook de Boontjes in het dagblad Vooruit, en Willem Adams als model voor personages in mijn schrijven, 16 pag, waarvan 4 met afbeeldingen in kleur: €4 plus €1,92 verzendkosten.

Zie ook:
Willem Adams 1937 – 2022;

Willem Adams – Louis Paul Boon in Eindhoven

Louis Paul Boon in Eindhoven 8 december 1967, de avond, de nacht

.