DE WEVERIJ IN AAN DE LANGE WEG

Weverij De Groof, in het midden links van de O.L Vrouwedijk richting Waalre, horizontaal de Provincialeweg, foto 1938

De Duitse soldaat Weebe, die de Lange Weg had moeten bewaken maar die ondergedoken was, kroop uit de aardappelkelder van de familie Beentjes en werd als een held onthaald en zou nog jaren met zijn vrouw de achterkant van een van de huizen van de familie Beentjes bewonen. Tot hij weggepest werd bij de weverij, waarbij degene die op zijn baan uit was niet aarzelde om het Duits zijn van de heer Weebe en zelfs het Duitse jood zijn van mevrouw Weebe in de strijd te gooien. Maar dat is al weer tien jaar na de oorlog, als Weebe zich van lieverlee genoodzaakt ziet terug naar Duitsland te vertrekken.
(uit Na de oorlog, De tegengestelde beweging)

Anneke doet haar mond al open om te vertellen wat ze de laatste tijd allemaal heeft meegemaakt – en dat is heel wat! – maar de vrouwen zien het huis van Maas en over die gaan ze het eerst even hebben. Want dat hij het houdt met zijn secreta­resse op de weverij… vooruit!… maar dat schijnheilige half­luide gedoe met zijn vrouw in de kerk – “ga jij maar eerst, schat” – en hoe dat daar op een rij zit met al die vijf dochters en te communie gaat met geloken ogen en de handen met de vingertoppen tegen elkaar onder de kin, daar krijg je toch acuut de kriebels van! Zeker als je weet dat hij de Duitse deserteur Weebe heeft laten wegpesten door degene die zijn baantje wilde hebben en die, zoveel jaar na de oorlog, er gebruik van maakte dat Weebe Duitser was. Wat uiteindelijk gelukt is omdat Maas met die secretaresse gechanteerd kon worden. Maar Weebe is daardoor wel terug naar Duitsland! Mensen zijn beesten. Erger nog. Van die verhalen over Indië van de jongen van Vlek lijkt ook steeds meer te kloppen. Hij is allang niet de enige meer die ze vertelt.
(uit Het begrafenisfeest)

Wat doen mijn knieën zeer, denkt Anneke. Kom zeg, ik ga op mijn kont zitten. En die jongen maar blijven knielen. En dan nog zonder viltje. Brave jongen, maar ik heb toch liever dat-ie op zijn broek let. Die is op zijn knieën al zowat door, en híer hoef ik niet aan te komen voor een nieuwe broek. Neem me niet kwalijk, Heer… O, dat doet deugd!… Die dikke engelen­kopjes aan die pilaren… Nee, niet  doorgaan. Kijk, de hele familie Maas, man, vrouw en vijf dochters, hij, chef van de weverij die het met zijn secretaresse houdt en die de Duitse deser­teur Weebe eruit heeft gewerkt. Zou-ie ter communie durven gaan? En Van der Reijden, de gemeentesecretaris: “Wij zijn geen filantropische instelling, wij houden niet van rekken.” Ligt je kind jaren in het ziekenhuis en vraag je wat geld te leen aan de gemeente… Ja, ga maar allemaal vooraan zitten, alle­maal op de eerste rij. Allemaal meebetaald aan de nieuwe kerk? Nou, wij ook hoor! Laat ons maar lekker hier zitten, kunnen we de zaak beter overzien. Oké, iedereen heeft jullie nu wel gezien, kijk ze maar eens fluisteren. Ha, Bosmans, de buschauffeur, touringcar wel te verstaan, vaak dagen van huis, Lourdes, Rome, Kevelaer, in ieder stadje een ander schatje, zeggen ze, maar waarschijnlijk een brave huisvader, allang blij zijn eigen vrouw niet teleur te hoeven stellen. Van Zand, je bent een komediant. Je zegt: wij bidden niet. Maar je durft niet thuis te blijven.
(uit De gekke onderwijzer)

En bij het huis daarna blijven we nog even buiten, hier woont een vriendje van Jantje, Wouter van de Stal. Deze buurjongen heeft zelf ook konijnen, in kooien achter het huis. Hij mist er wel eens eentje, maar als hij hardop zegt dat zijn vader maar eens een huis verder moet gaan kijken, want dat ze daar een dezer dagen wel konijn zullen eten, krijgt hij een draai om zijn oren. Maar hij blijft ervan overtuigd, zoals hij ook weet dat een kip die in de hof van de buurman verdwaalt in de pot terechtkomt. De buurman aan die kant is Walterke Smits, de schilder die er bij de weverij een hele week over doet om een deur af te lakken en die van een pilsje houdt en zijn twee dikbuiken achterover slaat in het winkeltje van Piet van Doelen in de tweede bocht van de Lange Weg, want op café mag hij niet en thuis mag het evenmin.
(uit De verbranding)

Maar ze weten alles, de fietsers, alles van en rond het dorp. Van de Gender, de nieuwe en de oude. En zoals iedereen die hem gekend heeft zweren ze bij de oude Gender, die van voor de omlegging. Daar zat nog vanalles in, die leefde nog. Er zijn nog een paar stukken van over, na hevige regen staat er soms zelfs weer wat water in. De nieuwe Gender is alleen op zondag, wanneer de wasserijen en weverijen stil liggen, nog tamelijk helder. Dan heb je in een strenge winter zelfs kans dat hij nog bevriest en kun je erover naar de Leef schaatsen, de ijsbaan tegenover de steenfabriek richting stad. Wel zie je ook op zondag, als het grijsblauw van het afvalwater van de fabrieken hem niet verkleurt, dat de Gender steeds bruiner wordt. IJzer waarschijnlijk. Dat heb je met die omleggingen! zeggen de fietsers.
(uit Op café Een)


De schilder Willem Adams eind jaren ’50 bij weverij De Groof in Meerveldhoven. In Aan de lange Weg staat Adams model voor De Wildeman.
Uit het FBalbum Willem Adams 1937 – 2022.
https://www.facebook.com/photo?fbid=6760577453961195&set=a.5050695791616045


Het is zondagavond laat en Jan zit bij Willems. De Wilde­man komt binnen, een kunstschilder die zo genoemd wordt vanwege zijn uiterlijk en gedrag. Jan kent hem van de verhalen. Maar er komt iets bij wat de verhalenvertellers niet op waarde wisten te schatten: de Wildeman heeft veel gelezen, Dostojewski, Hermans, Streuvels, Elsschot, Wilde. Het klikt tussen de zeven jaar oudere Wildeman en Jan. Het is al tegen sluitingstijd en ze vertrekken met een liter vieux naar het hutje van de Wildeman. Er staat een kolenkacheltje en er liggen overal tekeningen met een laagje gruis erop. Jan slaapt een paar uur op de rand van het bed van de Wildeman, het hout staat `s morgens in zijn rug. Om half tien zitten ze in café van Oers aan de weg naar Oerle. Ze ontbijten, drinken, kletsen en toepen, en de Wildeman vertelt verhalen, net als de vorige avond. Bij het toepen vertrouwt Jan blindelings op de Wildeman. Bij de verhalen telt voor Jan alleen of ze goed verteld worden. Jan komt zelf ook los. Cafédochter Maria vlucht blozend naar de keuken. Om een uur of een beginnen ze van Sas naar de Lange Weg te lopen; om half drie moet de Wildeman beginnen bij de weverij. Dan komt Jans zus Tonnie hen tegemoet fietsen.
(uit Op café Twee)


Hij is begonnen op de weverij, waarschijnlijk al op zijn veertiende, zoals veel jongens in die tijd. Er waren twee fabrie­ken in het dorp. Het was of de sigarenfabriek of de weverij. Of je moest naar de stad en dan werd het techniek: Philips of DAF. Sigaren maken was niets voor Heintje. Weven trouwens ook niet, zoals na een paar jaar wel duidelijk was.

Elke week weer werd hij met nog twee anderen bij de baas geroepen. Voor hen hing hun weefwerk, er waren stukken af en het zat vol gaten. De baas begon te vloeken: “Godgodgod-verdomme… Gòòòòòdgodgod-godverdomme…” Tien minuten lang. De jongelui lieten het gelaten over zich heen gaan. De week daarop was het weer hetzelfde en de scène herhaalde zich.

Heintje is meer dan tien jaar op de weverij gebleven. Het is de enige baas die hij ooit heeft gehad. De laatste jaren had hij er zijn fritestent bij. Op het pleintje.

Dat zag je in die tijd, begin jaren vijftig, overal verrezen er fritestenten, ook in de nieuwe wijken, druk bezocht door jongelui die het eten thuis beu waren. Er stonden meestal een man en een vrouw in die dit naast hun werk en hun gezin deden. Ze maakten heel lange dagen en zagen er slecht uit, ook door de gebrekkige ventilatie en waarschijnlijk omdat ze thuis veel restjes uit hun eigen tent aten, want eten weggooien deed je in die jaren na de oorlog niet en de koelmogelijkheden waren nog zeer beperkt.

Maar we hebben het over Heintje van der Horst. Toen Heintje nog een frituur begon, aan de Lange Weg, stopte hij bij de weverij. Daar haalden ze opgelucht adem en Heintje deed dat ook, voortaan was hij zelfstandig.
(uit Heintje van der Horst of De Lange Weg in vogelvlucht, De Vrouwen van de Eerste Huizen).

Aan de Lange Weg

Roman van Meurs A.M.

omschrijving, bestellen

#Yesilgöz hoort bij die mensen waarvan ik overtuigd ben dat ze niet alleen onbekwaam zijn, anderen hun werk laten opknappen, altijd blijven doordrammen, en ook absoluut niet deugen. Zie hieronder een voorbeeld.

DE HETZE VAN DE TELEGRAAF TEGEN ASIELZOEKERS IS VEEL MENSEN TE VEEL GEWORDEN. TEKEN DE PETITIE (trending op twitter!) (2066 handtekeningen in 2016, zie in het FB-bericht)

En lees wat ik van een eerder Telegraafartikel over Wij Zijn Hier vond. Zo klaagde ik het Telegraafartikel aan dat op aangeven van mevrouw #Yesilgöz van de VVD was geschreven: ‘Asielkraak kost goud’ en een ander: ‘Illegalen slopen panden’.
Jan-Willem Navis ( in zijn stijl ‘Jan-Wilders Navis’) is meestal de schrijver en bedenker van Wildersachtige benamingen als ‘rondreizend asielkraakcircus’.

OUDERWETS HETZERIG TELEGRAAFARTIKEL OVER DE VLUCHTELINGEN VAN WIJ ZIJN HIER

Typisch Telegraaf (fout in de oorlog, reactionair na de oorlog)-artikel: hetze tegen een bevolkingsgroep. Schijnbaar een tijdje ‘salonfähig’ maar nu weer terugvallend in oude reflexen. Wat kost een groep mensen? Wat kosten kinderen, ouderen, studenten, zieken, gehandicapten, geestelijk gestoorden? Welke kosten tel je en welke bewust niet? Wat is de bedoeling van De Telegraaf? Sensatie, aandacht, verkoop? Anti-vluchtelingenkrachten in de maatschappij een steuntje in de rug geven? Op die dag werd in de gemeenteraad van Amsterdam de BedBadBrood-voorziening voor zieke, ongedocumenteerde (net als WijZijnHier) vluchtelingen behandeld.

Wat kost het de belastingbetaler wanneer de gemeente Amsterdam de oude en de nieuwe bestemming van een gebouw niet op elkaar afstemt? Wat kost het om dit voormalig stadsdeelkantoor ruim 2 jaar leeg te laten staan? Wat zou de verkommering van zo’n leegstaand gebouw gekost hebben?

Is er door de gemeente een electriciteitsrekening betaald? Misschien. Ik heb deze mensen in andere panden meegemaakt zonder water, zonder verwarming, zonder electra. Ieder mens heeft recht op onderdak.

Wij zijn er trots op dat we in Nederland mensen een bestaansminimum garanderen, de bijstand. De 200 wisselende vluchtelingen van Wij Zijn Hier hebben echter in 4 jaar helemaal niets gekregen, geen cent, geen voorziening. Hoeveel miljoenen heeft de overheid daarmee, ten onrechte, uitgespaard? Wat had er aan menselijk kapitaal tegenover gestaan als deze mensen hadden mogen werken, studeren, creatief, sociaal actief zijn?

De onkosten van het leegmaken en schoonmaken van het gebouw? De vluchtelingen moesten het gebouw verlaten zonder dat ze iets anders kregen aangeboden. Ze vonden andere, kleinere, gebouwen, en konden dus daar niet al hun ‘bezittingen’ kwijt. Hun meubilair bestaat uit meubels die ze op straat hebben gevonden en waarvoor de gemeente dus destijds geen kosten heeft hoeven te maken om ze op te halen. Als wij verhuizen zetten we onze overtollige spullen op straat, waar het zonder over kosten te praten wordt meegenomen. Is het eerlijk om als het over vluchtelingen gaat, die al zoveel ‘hergebruiken’, het dan over de kosten te hebben? Zo kunnen we doorgaan.

Is het niet beschamend om mensen die we als overheid niets geven, te verwijten dat ze afval produceren, dat ze een ‘voetafdruk’ hebben? De Telegraaf schrijft een ouderwets smerig en suggestief artikel, want dat is het wat je doet wanneer je het over kosten van 1,3 miljoen hebt en er niet bij vertelt dat verreweg het grootste deel (€900.000) is gegaan naar een door de gemeente zelf opgezet project in de voormalige gevangenis aan de Havenstraat, dat door toedoen van diezelfde gemeente, die veel te traag op gang kwam, is mislukt. Die onkosten zaten grotendeels niet in de vluchtelingen maar in de eigen ambtenaren.

Het is een lachertje om te beweren dat er voor Wij Zijn Hier veel ambtenaren en politie zouden zijn ingezet. Ik heb een paar demonstraties en een paar verhuizingen meegemaakt van Wij Zijn Hier en ook demonstraties, manifestaties, evenementen van anderen. Het staat werkelijk in geen verhouding. Eén voetbalwedstrijd van Ajax krijgt meer politie- inzet/ambtenareninzet dan Wij Zijn Hier bij elkaar in 4 jaar. Kortom, het is gezocht en het is onzin. En het is kwaadaardig, zoals de term ‘rondreizend asielkraakcircus’ dat is. Als deze vluchtelingen normaal werden opgevangen zoals de Rechten van de Mens dat voorschrijven, zouden ze niet hoeven te kraken. Wij Zijn Hier schreef als antwoord op deze hetze een uitstekend persbericht. Daar kunnen kwaadwillenden als De Telegraaf ( én Yesilgöz!) het mee doen: https://www.facebook.com/WijZijn…/posts/1292353127464914:0