CONGRATULATIONS WITH YOUR 80TH BIRTHDAY, #BOBDYLAN,

one of the BIG influencers of my life. THANK YOU!

Ik kwam in 1965 het huis in de Prins Hendrikstraat in Eindhoven binnen waar ik sinds kort assistent, manusje van alles, was van een vertaler. Ik was nog maar een paar treden de trap op toen ik inhield. Boven in huis klonk vanuit een zolderkamertje waarvan de deur open moest staan, een door merg en been gaande song. Zes minuten lang, weet ik achteraf, bleef ik doodstil op de trap staan luisteren. Het bleek LIKE A ROLLING STONE van Bob Dylan te zijn. Zonder geluid sloop ik verder de trap op en sloot geruisloos de deur van het kamertje op de 1e verdieping dat als kantoor diende achter me.

Let op de beelden die Dylan van Rome en Brussel oproept in de song When I paint my masterpiece, die ik steeds in mijn hoofd had toen ik 50 jaar later door Rome liep.

Het Perspectief

Hier is een herstelde link naar mijn verhaaltje over Rome, genaamd Het Perspectief, met onderaan de song When I paint my masterpiece:
https://www.facebook.com/photo?fbid=1218822298136766&set=pcb.1218823424803320

Het Perspectief
(ROME, met in mijn hoofd When I paint my masterpiece (and Botticelli’s niece, zie link naar de song onderaan.)

<Net door de poort onder de gebouwen door, met in mijn hoofd voortdurend de Bob Dylan song ‘When I paint my masterpiece’, realiseerde ik me schrikkend dat ik een militair in een kantoortje was gepasseerd, en dat wat ik eerst voor ‘hallo’ had gehouden ook ‘halt!’ kon geweest zijn, en hield ik met ingetrokken nek mijn pas in, voor de zekerheid, en ook om vooral niet de indruk te wekken dat ik voor dat ‘halt!’ wegvluchtte, wat dodelijk kon zijn.
Er gebeurde niets, het moest ‘hallo’ geweest zijn.
Op de vraag van de receptioniste of ik professor, wetenschapper, leraar, schrijver, of tenminste journalist was, durfde ik niet te zeggen ‘schrijver’ en probeerde mijn lafheid te verbergen met het grapje ‘allemaal’. De receptioniste schonk me goedmoedig de korting.
Naast de receptie stond op een paar meter afstand een opvallend klein vrouwtje me al een tijdje toe te lachen telkens wanneer ik in haar richting keek. De gids is een gidsje, dacht ik, van ongeveer 50 jaar oud en niet groter dan 145 centimeter. In een uniformpje met een zwarte rok en een blauwe blouse, met zwart gelakte schoenen en glad donker geverfd haar. Ze droeg een zwart gerande bril. Ze glimlachte steeds en sprak alleen Italiaans. Ze stapte met afgemeten passen voor me uit, keek telkens om of ik volgde. Ze hield de zware deur met haar kleine lijfje open en zei ‘grazie’ wanneer ik de deur van haar overnam.
Ze bracht me naar de overkant van een binnenplaatsje, draaide dan op haar hakken naar rechts en maakte een armgebaar in de richting van ‘Het perspectief’. We bevonden ons 10 meter van een zuilengalerij met daarachter een pad tussen rechthoekig geschoren hagen met op het einde het beeld van een Romein met helm. De afstand tot de Romein leek 100 meter, hij leek 1 meter 80. Maar ik had gelezen dat het geheel niet meer dan 9 meter diep was en de Romein nog geen 90 centimeter hoog. ‘Unbelievable,’ zei ik zoals van me verwacht werd tot het vrouwtje. Zij glimlachte stralend.
Op het binnenplaatsje stonden twee rijk beladen sinaasappelbomen. En er waren minstens twee katten. In de boom zat een vogel die schreeuwend de kat uitdaagde. Die sprong dan tegen de boom terwijl de sinaasappels vielen.
Het vrouwtje bracht me naarbinnen, naar de zalen met honderden jaren oude schilderijen, tafels, kasten, vazen en beelden. Een oude man en vrouw verwelkomden me. De man wees naar een stapel catalogi in verschillende talen. Elke kleine zaal had een eigen stapel. Mijn oog viel meteen op een schilderij van een kardinaal in een fel rood kleed. Het kwam me bekend voor. Het moest ergens voor gebruikt zijn, een boek of een film. Als ik naar de schilderijen van de Vlaamse en Hollandse schilders keek, viel me op dat ze opvallend helder en scherp waren geschilderd.
Toen ik moe van een hele dag lopen op een bank onder een raam had plaatsgenomen kwam een jonge vrouw de luiken sluiten en moest om ze te vergrendelen op een stoel gaan staan om bij het haakje te kunnen. Terwijl zij zich rekte stond plotseling het gidsje in de deuropening en rekte zich schijnbaar onwillekeurig met de vrouw mee. Betrapt draaide het kleine vrouwtje zich dan bruusk om en verdween.
In de poort groette ik luid de militair. Met opnieuw het lied van Bob Dylan in mijn hoofd dacht ik aan het kleine gidsje. Nu iedereen weg was en het licht nog goed installeerde het vrouwtje op het binnenplaatsje een camera met zelfontspanner, bukte zich maar een heel klein beetje om onder het koord voor de Prospettiva door te gaan en stelde zich op achter de Romein op het eind van het plantsoentje. Met haar 145 centimeter torende ze hoog uit boven de nog geen 90 centimeter van de Romein. Op de foto keek ze die avond naar een diepe galerij met daarachter een plantsoen en op wel 100 meter afstand een grote stoere krijger met achter hem een reuzin.
Ik zong zacht hardop: ‘Everything will be different, when I paint my
masterpiece.’>

The Band With Bob Dylan – When I Paint My Masterpiece (1-1-72) – YouTube

En hier is LIKE A ROLLING STONE:
YOUTUBE.COMBob Dylan – Like a Rolling Stone (Audio)“Like A Rolling Stone” by Bob DylanListen to Bob Dylan: https://bobdylan.l

MOEDER

MOEDER

Bij de afbeelding van Ufuk Kobas:
‘Zijn moeder doet zijn schoenen en kleren uit en laat deze in de emmer achter terwijl ze hem naakt in een andere emmer zet.’

Zoveel over mijn moeder geschreven, tientallen bladzijden als model voor Anneke in Aan de Lange Weg, maar ook indirect in de dood van de moeder van De oude soldaat in het toneelstuk SREBRENICA OF DE MANDAAD… En dan komt het er op Moederdag 2021 niet van. Alsnog:

Uit JANTJE EN DE STOK:

<(…)
Dan is het al weer terug, de drang wordt erger, hij moet helemaal stilstaan en zich over de kramp in zijn darmen buigen. Daar zijn de jongens, ze zullen hem niet inhalen, wat er ook gebeurt!, en hij gaat verder, kijkt nog één keer naar een plekje waar hij ongezien kan neerduiken, maar daar is het weer, hij zou nu moeten stilstaan en zijn aars dichtknijpen, maar hij hoort de jongens en doet het niet, hij richt zich op om harder te rennen, gooit alles los en tegelijk ploft, spat het in zijn broek als een bevrijding en loopt meteen langs zijn blote benen naar beneden.
Maar zij zullen het niet zien! Terwijl hij blijft draven, bukt hij zich en trekt een bos droog gras los, waarmee hij tijdens het lopen langs zijn benen wrijft. Hij komt zo dadelijk uit het pad, zal de Lange Weg moeten oversteken, dan mag er weinig te zien zijn, en hij begint zich voor te bereiden op de verwijten die hij zal te horen krijgen.
Als er een nieuwe golf over zijn benen spuit, beseft hij de hopeloosheid van alles wat hij probeert en begint, terwijl hij thuis achterom loopt, te huilen en te roepen: “Mama, ik heb in mijn broek gepoept en kon er niets aan doen.”
Misschien is iemand hem op de fiets voorbij gereden en heeft die zijn moeder gewaarschuwd, want er staat onder de lindeboom een emmer met water klaar, waar hij met kleren en schoenen in moet gaan staan. Moeder Anneke jaagt de kinderen weg die grinnikend om de hoek komen kijken.
“Maar we komen schommelen,” zeggen ze.
“Nou niet,” zegt zijn moeder kortaf en vraagt aan hem waarom hij zo`n schijterd is dat hij op school niet durft te vragen of hij naar de wc mag en waarom hij dan niet meteen ná school gaat.
Zijn moeder doet zijn schoenen en kleren uit en laat deze in de emmer achter terwijl ze hem naakt in een andere emmer zet. Hij kijkt even of er geen kinderen zijn, maar kan haar toch niet vertellen dat hij bang was dat de jongens hem zouden opwachten, hem tot een gevecht uitdagen dat hij niet kon winnen en hem pesten met wat in de klas was gebeurd.
Maar terwijl hij in de emmer staat en zijn moeder hem wast, glimlacht hij opeens, opgelucht met het besluit dat hij zojuist heeft genomen, namelijk nooit te trouwen, omdat je daarvoor een meisje moet vragen, en om zich als een kluizenaar van alles en iedereen af te zonderen, of om in ieder geval naar Afrika te gaan, waar hij doorlopend zo roodbruin verbrand zal zijn dat niemand ziet wanneer hij van kleur verandert.
En blij met deze oplossing kijkt hij met glanzende ogen en een blos op zijn wangen langs zijn moeder heen de hof in.>

(Uit: Aan de Lange Weg)
Het hele hoofdstuk JANTJE EN DE STOK: https://meursam.nl/?p=1023. Met illustratie van Ufuk Kobas, foto van de jongensschool in de Schoolstraat en landkaartje van Peter Dillen met het ‘paaike’ tussen de Langendijk (Provincialeweg) en de Broekweg tegenover de Schoolstraat in #meerveldhoven.

(In Gekke Familie, deel 1 van Aan de Lange Weg, zijn de 3 hoofdvertelsters Anneke (Meerveldhoven zoals het was, haar schoonzusje Josje(Veldhoven zoals het was) en haar halfzuster Bet(Zeelst zoals het was). Maar ook in het tweede deel VREEMDE BUREN duikt Anneke nog vaak op, zoals hier op het einde van het hoofdstuk JANTJE EN DE STOK)

(Nieuwe FB-pagina’s als Veldhoven zoals het was , Meerveldhoven zoals het was en Zeelst zoals het was zijn voor mij aanleiding om fragmenten uit Aan de Lange Weg weer naarvoren te halen)