Op de thee bij Anneke (uit Aan de Lange Weg)

(Nieuwe FB-pagina’s als Veldhoven zoals het was, Zeelst zoals het was en Meerveldhoven zoals het was, zijn voor mij aanleiding om fragmenten uit Aan de Lange Weg weer naarvoren te halen) 

‘t Is wel een beetje wat men noemt een asociaal gezin maar kwaad zit er niet bij, zeggen ze van een van de toekomstige buren van Anneke in de Acht-Huizen. Dat zeggen ze trouwens van meer huishoudens in de Acht-Huizen, en dat asociale schijnt in de praktijk ook wel mee te vallen.

            Ja, Anneke gaat inderdaad in de Acht-Huizen wonen. Ze heeft er wel eens mee gelachen sinds haar huur is opgezegd omdat de huisbaas zelf in haar huis wil, maar het is inderdaad zo. Daarom zijn ze nu bij Anneke op de thee, voor de laatste keer in het oude huis, waar alle acht kinderen van Anneke zijn geboren en waar ze heel wat heeft meegemaakt.

            Anneke maakt wat mee! Pas nog heeft ze haar oude moeder van achtentachtig moeten begraven op het kerkhof van Sas en het was nog ijskoud ook. Ze hadden de grond moeten openhakken. Het valt niet mee je oude moeder achter te moeten laten in die koude grond!

            De Vrouwen van de Eerste Huizen maken ook heel wat mee natuurlijk, en Ineke het buurmeisje dat bijna alle kinderen van Anneke heeft leren lopen ook, maar toch valt het bij Anneke meer op.

            Maar Hanna Bosmans wil niet over de droevige dingen praten. Ze neemt het initiatief: Weet Anneke nog dat de oude buurman Dries Westerweel, de oom van degene die nu in haar huis gaat wonen, als het onweerde altijd bij Anneke thuis achter de deur kwam zitten? Och, wat was die bang voor onweer en hoe lang is die alweer dood! Met zijn broer heeft hij daar jaren gewoond maar de broer ging het eerste. En toen ze allebei dood waren kwamen de Koenders daar achter wonen, een pas getrouwd stel dat de hele dag in bed lag, daar moest je niet onverwachts op bezoek komen. Och, en aan de voorkant de schoenmaker, hoe vaak is die niet met zijn houten been hier achterom komen lopen om schoenen terug te brengen en even bij zijn vrouw weg te zijn. Maar de buurman aan de andere kant van de schoenmaker zei: “Ik kom die schoenen zelf wel ophalen als ze klaar zijn, want elke keer als jij met je hond komt kost me dat een paar doodgebeten konijnen, en wat kan ik anders doen dan ze zelf maar opeten?” Die hond beet zo dat gaas door en had er een paar te pakken.

            “Dus Robert kwam voortaan zelf zijn schoenen wel opha­len,” lacht Hanna Bosmans, “dat scheelde een paar konijnen.”

            Dus die oude Westerweels die hiernaast achter woonden waren ooms van de eigenaar van dit huis, en herinner je je nog die vrouw van de eigenaar die altijd de huur kwam ophalen? Daar zat ze met haar bril en haar bontjas en haar spitse neus en haar grote leren handtas met het opgehaalde huurgeld voor zich op tafel. Achter dat tochtschot zat ze altijd en kreeg een kop thee en de kinderen mochten van vader Weels dan niet hatelijk doen of lachen. Weet je dat nog, Anneke? Ja, en of Anneke het nog weet!, ze heeft het allemaal zelf verteld. En ze weet ook nog goed dat dat wijf van Wester­weel, want zo noemden we haar, de huur kwam verhogen en later de huur opzeggen. Dat laatste is alweer drie jaar geleden. Enfin, de woning in de Acht-huizen valt mee, vier slaapkamers boven, maar de wc is nog steeds buiten, wel met een closetpot nu maar waar je met een emmer water door moet gooien en een put die ze met een wagen en een slang leeg komen maken. Hier moeten we dat nog zelf doen. En de hof is natuurlijk ook een stuk minder, we zullen die fruitbomen nogal missen!

            Ach, er verandert zoveel en zo snel, het is voor een gewoon mens niet meer om bij te houden. Neem nou die nieuwe wijk die zo goed als klaar is. Onze jonge jongens weten te vertellen dat daar meisjes van hun leeftijd zijn komen wonen die voor ze gaan slapen in hun blote kont boven voor het slaapkamerraam komen staan. Het schijnt nog waar te wezen ook. Misschien is het er maar eentje, maar de jongens trekken in ieder geval massaal ‘s avonds rond half negen naar de nieuwe wijk. En als ze erom vragen schijnt dat kind zich ook nog om te draaien! Och, je weet toch niet meer waar je aan toe bent tegenwoordig. De oudste jongen van Anneke, Jantje, heeft nu een Ambonees vriendje, ook al uit de nieuw­bouwwijk.

            En aan het eind van het pad naar Sas is een nieuw huis gebouwd en wat daarin is komen wonen! Ook zo`n jong, flauw stel. Hij komt elke morgen de kant van de Lange Weg op fietsen en al die tijd staat zij buiten in haar peignoir te zwaaien tot hij op de Lange Weg is en om de bocht naar de stad verdwijnt. Die afstand is ruim een kilometer, dus zij staat elke morgen zeker vijf minuten buiten en na elke honderd meter kijkt hij om en steekt zijn arm op. Schijnt tekenaar bij Philips te zijn en er zouden er meer van dat soort komen, een hele wijk vol. Als je meer wilt weten, moet je het aan boer Vrieskens vragen die daar tegenover woont en van wie het land was dat tussen hem en de Lange Weg ligt. Hij schijnt het voor een goede prijs aan de gemeente verkocht te hebben. En zelf mag hij aan de zuid­kant van het dorp voor een appel en een ei opnieuw gaan boeren. Ze hebben voor die boeren zelfs de Run gekanaliseerd.

            Maar als je nog meer wil weten, kun je het ook aan die mannen in de korte broek vragen die, als ze niet rondfietsen, bij hotel/café Den Os zitten. Die mannen lijken het er niet zo mee eens te zijn. Zeker niet nu ze ontdekt hebben dat een van die boeren voor wie de gemeente zoveel kosten heeft gemaakt, gewoon een grote schuur met honderden varkens heeft neerge­zet en alleen nog maar wat maïs en bieten verbouwt en zijn mest niet kwijt kan, en dat soms opeens de sloten daar in de buurt keihard beginnen te stromen – een nieuwe omlegging van de Gender, denk je eerst nog – maar de boer is bezig zijn gierkel­ders leeg te pompen.


(Uit Aan de Lange Weg van Meurs A.M.)