Gedichtendag Gerard

GERARD

Voetje voor voetje

Ga ik naar het  trapgat

Ik wil  niet meer alleen zijn

Boven in de kou

Met één voet

Een treetje  naar beneden

Ik  luister

Niemand roept iets

Van naar boven jij!

Dus trek ik de andere voet

Voorzichtig bij

Blijf doodstil staan

In mijn eigen adem

Hoor alleen mijn eigen adem

Kan dus nog wel een voetje

Een deur gaat open

Mijn hart klopt

Maar hèhè, het is niet de gangdeur

Dus trek ik de andere voet

Ook al weer bij

Nog steeds  niemand


Ooit raak ik zo beneden

Waar het warm is

Waar mensen zijn

Ik kijk niemand aan

En hurk naast de kachel

Niemand zegt

Ga terug naar boven gij!

Ik maak een zacht zoemend geluid

Zeur een beetje

Kijkend naar de grond

Wieg  naar voor en naar achter

Zoeoeoemmmm  Zoeoeoemmmm

Ik zit in een cocon

Niemand ziet me

Niemand maakt me iets

Ik ben er niet

Ik ben er al niet meer

Ik ben er allang niet meer



Bij de afscheidsplechtigheid voor de crematie van mijn broer Gerard op 7 december 2016 las ik bovenstaand gedicht voor waarin ik Gerard zelf aan het woord liet en leidde dat zo in:

<Precies 2 weken geleden nam ik afscheid van mijn broer Gerard.  We haalden herinneringen op. Ik vertelde dat ik me herinnerde hoe hij als  jongen ‘s morgens vroeg  in zijn onderbroek gehurkt naast de kachel zat te zeuren. Hij vertelde hoe hij, voor straf naar boven gestuurd, het daar niet uithield, en stil voetje voor voetje de trap af probeerde te dalen, doodsbang dat hij terug gecommandeerd werd. Op de terugweg  in de auto combineerde ik onze 2 herinneringen in een gedicht dat later nog aan Gerard is voorgelezen. Toen ik het gedicht overlas realiseerde ik me dat ik niet alleen Gerards en mijn herinnering had opgeschreven maar ook vooruitgelopen was op dit moment, dat wij hier staan en Gerard er niet meer is.>

Op die 7e december 2016 namen we definitief afscheid van onze broer Gerard die net geen 65 werd en stierf aan longkanker. Namens zijn vrouw Laetitia en dochters Wiene Meurs​ en Eef Meurs​, broers, zusters, schoonfamilie en vrienden werden mooie herinneringen voorgelezen die in een boekje waren uitgebracht. Opvallend is de brief van Gerard zelf, waarin hij zijn dank uitspreekt aan Buurtzorg en de huisartsen en, als ‘professional’ in de gezondheidszorg, ook aan zijn cliënten, zijn ‘leerlingen’ en hun ouders, maar hij tegelijk ernstige kritiek uitoefent op de gezondheidszorg zelf en ook aangeeft welke punten moeten veranderen. De brief begint als volgt:

<Lieve allemaal,
Graag wil ik jullie nog iets meegeven, namelijk mijn visie op de algemene gezondheidszorg als jarenlang professional zijnde en als patiënt het afgelopen jaar.
Momenteel schaam ik me diep voor hoe het in Nederland met de gezondheidszorg is gesteld. Ik hoop van harte dat het voor jullie en de toekomstige generaties verbeterd wordt.>

Toen ik thuiskwam van het afscheid van Gerard in levende lijve controleerde ik de slotzinnen, die inderdaad erg leken op die van het gedicht dat al jaren naast mijn bureau op de deur hangt: <Het begint als een standbeeld dat zich omdraait> , een van mijn favoriete gedichten aller tijden, van Willem M. Roggeman. Maar ik besloot dat dat toewerken naar <er niet meer zijn>, wat ik op een totaal andere manier dan Willem had gedaan, maar waarvan het einde zeer waarschijnlijk wel door zijn gedicht was geïnspireerd, niet anders kon eindigen. Ik vond het te kinderachtig om het zinnetje dat exact hetzelfde was, ‘ik ben er al niet meer’, daarom net iets te veranderen, vooral omdat het ook een zinnetje is dat al duizenden keren is geschreven en uitgesproken. Ik dank Willem voor de inspiratie die zijn gedicht mij al jaren levert.

Een jaar later publiceerde ik, mede omdat de link naar het gedicht van Willem M. Roggeman door een hack niet meer werkte, op facebook de laatste regels van zijn gedicht Het begint als een standbeeld dat zich omdraait.
Mijn eigen gedicht staat in het herinneringsboekje aan Gerard en op mijn facebookpagina, zelf publiceer ik het hierboven voor het eerst op papier. Hieronder dus het slot van het gedicht van Willem Roggeman.


Zij kijkt me aan alsof

ik er nog was

De tijd ontsnapt

haar. Kijk maar

ik ben er al

niet meer

ik ben er

niet

eens

meer


Uit: HetWerk
literair kladschrift van
Meurs A.M. ISSN 2215-1494
22e Jaargang Nr.68 11 januari 2019
Bestellen





Aan de Kapellekensbaan zetelt een nazaat van de familie Boon


Beheerder namens de stad Aalst, Sven van Keymeulen. Op de achtergrond in lichte jas zijn oma, Josken Boon-Vermoesen, weduwe van Frans, de broer van Louis Paul Boon.












Het Multifunctioneel Sportcentrum Schotte staat op de plaats waar van 1921 tot 1997 leerlooierij Schotte actief is geweest, een bedrijf dat in 1870 begon in de binnenstad van Aalst. Het terrein was ernstig vervuild, de gebouwen raakten vervallen maar na sanering werd in 2013 begonnen met de afbraak. Sportambtenaar van de stad Aalst, Sven van Keymeulen, was vanaf het begin betrokken bij de plannen en de ontwikkeling van wat uiteindelijk het Multifunctionele Sportcentrum Schotte zou worden, inclusief brasserie/bar De Looyerij. Einde 2016 werd het complex geopend.
Sven van Keymeulen is de kleinzoon van Frans, de broer van Louis Paul Boon. Boon schreef tientallen boeken, waaronder het wereldberoemde boek De Kapellekensbaan. Zo heet vanaf een jaar na zijn dood in 1979 ook de weg waaraan nu het sportcentrum ligt. De eveneens beroemde ‘eindeloos lange muur’ is behouden en gerestaureerd. En dat geldt ook voor 2 schoorstenen van de fabriek, die in het boek de dekenfabriek De Labor heet. Een van de schoorstenen functioneert nu als klimmuur.
Dit alles zouden beide broers Boon geweldig gevonden hebben. Frans, die als huisschilder moest ploeteren en in de winter vaak geen werk had en dus ook geen inkomen, en dan zijn kleinzoon die nu hier ‘de baas is’. Zo zou je dat in die tijd zeggen. En Louis die zich elke dag zou verbazen dat ze om hem en zijn boek te eren die vervallen muur herbouwd hebben.
Maar dan bedenk ik dat Frans niet eens de eerste verjaardag van zijn kleinzoon Sven heeft mogen meemaken en het enorme verdriet dat zijn plotselinge dood in 1976 bij de achtergeblevenen veroorzaakte. Zo komt er bij een op zichzelf leuk feit ook de herinnering aan veel droefheid boven. Josken Boon-Vermoesen, de grootmoeder van Sven, heeft het me allemaal verteld voor het boek dat we samen hebben gemaakt. Ik ben blij dat ze er nog is, met haar 86 jaar en allerlei medische ingrepen, en dat we samen met haar kleinzoon Sven en zijn moeder Marie-Jeanne fier door dit prachtige sportcomplex hebben kunnen wandelen






Sven van Keymeulen is de kleinzoon van Frans, de broer van Louis Paul Boon.
Louis Paul Boon Genootschap.


In het boek De Kapellekensbaan is ´de eindeloos lange muur van de dekenfabriek de Labor..’.. (foto Wim Noordhoek 2008 Avondlog).
Geschiedenisinformatie op het terrein van nu Multifunctioneel Sportcentrum Schotte.

Informatie over Louis Paul Boon.
Louis Paul Boon Genootschap




De voormalige leerlooierij Schotte, afbeelding in het huidige Multifunctioneel Sportcentrum Schotte
In 1995, toen we bij deze gebeurtenis aanwezig waren, was de fabriek al duidelijk aan het aftakelen. Kapotte ruitjes aan de straatkant werden niet meer vervangen.



Uit: HetWerk
literair kladschrift van
Meurs A.M. ISSN 2215-1494
22e Jaargang Nr.68 11 januari 2019
Bestellen




De deur

Meursam story

T wordt wakker en wil beneden onder aan de trap de krant gaan halen, hij opent zijn deur en ziet dat er recht tegenover hem op de overloop een deur is gebouwd en dat alles eromheen, erboven en aan de trap, is dichtgemaakt, allemaal keurig afgewerkt. Aan zijn voeten liggen in de hoek van de muur en de deuropening waarin hij staat een paar oude jassen op een hoop met kalk erop, en ook de kapstokhaak waaraan de jassen hebben gehangen. De kapstok was daarvoor bevestigd op een deur naar zijn woning die hij niet gebruikte en die zich nu achter de nieuw gebouwde deur bevindt.  Blijkbaar was degene die de deur gebouwd heeft er zeker van, niet alleen dat T die oude deur nooit meer zou gebruiken maar ook dat hij nooit meer vanaf de overloop bij de kapstok op de deur zou kunnen. Men had de jassen en de kapstok pas weggehaald nadat de werkzaamheden voor de nieuwe deur klaar waren. Vandaar de kalk op de jassen. Het lijkt of men vond dat men hem een gunst bewees met de jassen en kapstok achter de nieuwe deur vandaan te halen, maar het bouwvuil eraf halen was een stap te ver, alsof men wilde aangeven dat de jassen er eigenlijk niet hadden mogen hangen.

De man van de gemeente, van Bouw en Gebruik is er snel. Hij weet meteen te vertellen dat er geen ‘omgevingsvergunning’ voor de deur is.  ‘Die deur moet weg,’ zegt hij terwijl ze samen in de woning aan het isolatiemateriaal pulken dat aan de binnenkant op de deur zit waar ze vanaf de overloop niet meer bij kunnen. Ze steken een schroevendraaier door het sleutelgat  en komen tot de conclusie dat er aan de andere kant een plaat tegenaan zit. ‘Brandgevaarlijk, die deur,’ zegt de man en maakt aan de tafel een paar notities, kijkt naar de flessen in het boekenrek en zegt: ‘U bent een whiskyliefhebber.’ Als het goed afloopt nemen we er samen een, wil T zeggen, maar bedenkt dan dat hij niemand wil omkopen.
Hij mailt 2 weken later de man nog of deze al iets gehoord heeft op het ‘handhavingsbericht’ dat deze naar de eigenaar en de makelaar heeft gestuurd, en of T niet zelf de deur mag afbreken. Maar dat mag niet. Dan krijgt hij bericht dat hij voortaan bij iemand anders van Bouw en Gebruik moet zijn, want dat de man tijdens vakantie de buurt van zijn collega erbij had genomen. Dat zul je altijd zien, denkt T.

T had, meteen na het ontdekken van de deur, ook de makelaar gemaild en deze aangesproken op de illegaal gebouwde deur. Hij had per omgaande een standaardmailtje ontvangen: het bericht was doorgegeven aan de bouwopzichter en als diens reactie te lang uitbleef kon je hem op bepaalde tijden bellen. Daarmee lag de bal weer bij T, hij wist dat hij nooit iets zou horen voor hij zelf gebeld had.
De makelaar heet Rapalje, komt voort uit de kraakbeweging en heeft zijn naam als geuzennaam behouden toen enkele krakers destijds voor tienduizenden guldens waren uitgekocht en ontdekten dat ze aan de andere kant van het spectrum makkelijk aan huizen konden komen en er bovendien veel geld aan verdienen. Onnodig te zeggen dat Rapalje alle huurders- en krakerstrucjes kent en gespecialiseerd is in antikraak en speculatie door middel van feitelijke leegstand en schijnbewoning.
Na 3 weken niets gehoord te hebben belt T de bouwopzichter van Rapalje. Deze weet van niks, zegt hij, maar komt meteen kijken. Hij werpt een vluchtige blik op de deur en zegt dat hij er bij de eigenaar achteraan zal gaan. Maar eerst gaat hij 3 weken met vakantie.

Er wordt aan het slot van T’s deur gemorreld. Dat is niet op slot. T draait het op slot en vraagt door de gesloten deur: ‘Wie is daar?’ ‘Is dit 3-hoog?’ vraagt een mannenstem, ‘de eigenaresse is in de tuin omdat er beneden nieuwe huurders komen en zag dat er boven een raam open staat.’ ‘Dan kan ze telefoneren of aanbellen,’ zegt T, ‘wij willen niet onaangekondigd mensen in het trappenhuis.’ Hij opent zijn deur. Er staat een niet grote maar stevige man van middelbare leeftijd voor hem met een sleutelbos. Hij ziet eruit als een fixer, iemand die de crimescene opschoont, alle sporen uitwist, denkt T, maar kennelijk niet de bouwer van de deur, want hij is hier blijkbaar nog nooit geweest. Hij wijst op de deur achter de man. Er is niet één sleutel die past. ‘Ik kom zo terug,’ zegt de man, ‘ze heeft nog een sleutelbos. Spring niet in mijn nek.’ ‘Ik kijk wel uit,’ zegt T, ‘vraag haar de deur open te laten tenminste gedurende de procedure.’ Is er eigenlijk een procedure?, vraagt T zich meteen af. ‘Daar ga ik niet over,’ zegt de man. T gaat zijn woning in en rekt zich om vanbinnen over de leuning van het balkon in de tuin te kijken. Hij kijkt op haar grijze hoofd. Ze durft niet naar boven te kijken. De man komt vergeefs terug. Een deur tussen andermans deuren laten bouwen, denkt T, maar geen sleutel hebben om hem te openen. Op internet ziet hij dat de benedenwoning €2000 aan huur gaat opbrengen. Daarvoor heeft hij meer dan een jaar in de bouwellende gezeten.

T mailt zowel aan makelaar Rapalje als aan Bouw en Gebruik van de gemeente zijn verzoek om de deur van het slot te halen gedurende de procedure. Hij weet nog steeds niet weet wat voor procedure. Van Rapalje krijgt hij het bekende bevestigingsbericht waarna hij niets meer hoort. Bouw en Gebruik schrijft dat de zaak is overgedragen aan de jurist van de afdeling Vergunningen. Die zal T informatie geven, zelf acht de man van Bouw en Gebruik  het niet opportuun om in dit proces met zo’n verzoek tussenbeide te komen. Proces? Van de jurist ontvangt T per mail een kopie van de brief die de toenmalige man van Bouw en Gebruik 2 maanden geleden naar de eigenaar heeft gestuurd. Er zit ook een een recente brief bij van de jurist zelf, eveneens aan de eigenaar met de vermelding dat Vergunningen nog steeds niets heeft gehoord, dat de deur zonder omgevingsvergunning is gebouwd, dat eigenaar alsnog in staat gesteld wordt een vergunning aan te vragen, en dat als zij nog niet reageert er gehandhaafd zal worden, wat kan leiden tot het verwijderen van de deur en een boete. T ziet meteen dat beide brieven naar het oude adres, zijn eigen adres maar dan een andere verdieping, van de eigenaresse zijn gestuurd. Hij informeert bij de jurist of er ook brieven naar makelaar Rapalje zijn gestuurd. Dat blijkt niet zo te zijn. Hij kan aan de telefoon met de jurist zijn woede en teleurstelling niet verbergen. ‘Dan hebben eigenaar noch makelaar tot heden iets gehoord van Bouw en Gebruik en van Vergunningen, want die brieven liggen hier beneden in de gang.’ Hij was gaan kijken naar de brieven gericht aan de eigenaresse die hij achter een gasleiding had geklemd. Ze had geen adres achtergelaten en was ook maanden niet komen kijken of er post was. Er waren inderdaad 2 brieven van de gemeente, je kon aan de buitenkant niet zien van welke afdeling, maar het poststempel kwam ongeveer overeen met de datum van de brieven. Makelaar Rapalje had natuurlijk wel voortdurend van hém gehoord maar kon zich van de domme houden omdat ze van de gemeente steeds niets vernomen hadden. En T had nog zo duidelijk gezegd tegen de man van Bouw en Gebruik dat de eigenaresse zonder kennisgeving verhuisd was en dat hij haar adres niet wist. ‘Daar ben ik zo achter,’ had de man geantwoord. ‘En stuur er ook een aan Rapalje , want al mijn contact over de woning loopt via Rapalje.’ Ook dat zou hij doen. T doet nu hetzelfde verzoek aan de jurist van Vergunningen en deze stuurt hem inderdaad kopieën van de brieven aan zowel eigenaar aan haar nieuwe adres als makelaar en belooft hem van alle stappen op de hoogte te houden.

T hoort iemand de trap op gaan en boven hem rondstommelen. Als hij iemand de trap af hoort komen wacht hij deze op in zijn deuropening. De man van in de dertig die uit de nieuwe deur komt schrikt geweldig. ‘Wie bent u?’ vraagt T. ‘Ik ben van Rapalje,’ zegt de man terwijl hij de sleutel in het slot steekt en ondertussen naar de trap loopt en al op de trap met zijn linkerarm bovenop de trapleuning met enige moeite de sleutel omdraait en doorloopt. ‘Ik wil u graag spreken,’ zegt T, ‘ik heb al maanden geen reactie gehad van Rapalje, ik wil u vragen de deur te openen tijdens de procedure.’ De man is bezig de trap af te springen. ‘Ik doe u echt niks hoor,’ roep T hem na. ‘Dat weet ik nog zo net niet,’ roept de man. ´Heeft u een slecht geweten?´ roept T, en de deur slaat dicht. Zo, denkt T, de schrik zit er in ieder geval flink in. Misschien is dat niet slecht in de huidige situatie. Ik geloof dat ik nu lang genoeg geprobeerd heb om anderen al dan niet tijdelijk de deur te laten openen. Die deur schept niet alleen een lastige maar ook een gevaarlijke situatie. Als er boven iets aan de hand is, lekkage, een verwarming die op hol slaat zoals al eens is gebeurd, kan ik niets doen. Daar gaan we iets aan doen. Tot nog toe was ik de vragende partij. Die situatie gaan we omkeren.

Hij begint in zijn woning het zachtboard en het schuimrubber dat tussen de deurstijlen zit van zijn middelste deur weg te halen, het schuimrubber is soms een soort teer geworden. Waar het op de vloer valt is het moeilijk te verwijderen. Hij draait de schroeven los die de deur met de stijlen verbindt, haalt vulmateriaal uit de klinkopening en opent met een brede schroevendraaier langzaam de deur die geleidelijk het vulsel aan de randen losscheurt. Er blijkt toch geen plaat achter te zitten. Ze hebben in het stukje overloop waar hij maanden niet bij kon ook een lamp aan het plafond gemonteerd. Hij ziet dat hij de nieuw gebouwde deur nu zo van het slot kan draaien. Hij doet het en mompelt in zichzelf: ‘Ziezo, die blijft voortaan open. Wanneer ze hem op slot doen draai ik hem aan de achterkant weer open. Hoe dan ook, zelfs als de nieuwe deur op slot is kan ik er via mijn eigen deur achter langs naar de zolder.’ De dagen erna plaatst hij een cilinderslot op de deur zodat hij die ook vanbuiten kan openen en sluiten en begint dagelijks spullen en vooral boeken naar de zolder te brengen. De situatie ‘op de grond’ is gewijzigd. Zoals oorlogvoerende partijen dat doen voor ze naar de onderhandelingstafel gaan.

T hoort gepruts aan het nieuwe cilinderslot op zijn middelste deur die sinds enige tijd weer open en dicht kan. Op zijn tenen loopt hij naar zijn normale toegangsdeur, opent hem zachtjes en ziet dat de nieuwe deur op de overloop op een kier staat. Hij duwt hem open en voelt dat er iemand tussen de 2 deuren zit. Hij duwt wat harder en een man begint te roepen. ‘Wat bent u aan het doen?’ zegt T, ‘probeert u bij mij in te breken?’ ‘Ik ben van Rapalje,’ zegt een benauwde stem, ik zocht de deur naar 3-hoog.’ T houdt de man nog even klem tussen de 2 deuren, het is er donker, de man wist niet alleen 3-hoog niet te vinden, ook de lichtschakelaar niet. ‘Tot nog toe waren alle mensen die onverwacht in het trappenhuis waren en aan mijn sloten prutsten van de eigenaar of van Rapalje, wat één pot nat is,’ zegt T. ‘Sorry,’ zegt de man, ‘ik val in voor een collega, er komen nieuwe huurders voor 3-hoog.’ T haalt de druk van de nieuwe deur af en doet het licht aan. ‘Zo, nu ziet u waar u bent. Komt u maar achter de deur vandaan. Daar is de trap naar boven. Ik denk dat uw collega’s een geintje met u hebben willen uithalen en zelf niet durfden komen.’ ‘Hier is mijn kaartje,’ zegt de man die er vriendelijk maar geschrokken uit ziet. T gelooft hem en geeft hem een hand. ‘Kom even binnen om bij te komen. Iets drinken?’ Voor hij bij T binnen kan gaan zitten, dreigt de man flauw te vallen. T vangt hem op en laat hem op zijn bed zakken. Hij denkt erover Rapaljete bellen met de boodschap: ‘Jullie kunnen je collega komen halen, het lichaam is vrijgegeven.’ Maar besluit dat het smakeloos is. Hij gaat zitten wachten tot de man bijkomt. Het duurt een minuut of tien. Dan schrikt de man op, kijkt op zijn telefoon en zegt: ‘Ik heb blijkbaar vannacht te weinig geslapen, ik moet naar boven, de nieuwe huurders kunnen er elk moment zijn. Excuus voor de overlast.’ ‘Hier, neem dit flesje water mee,’ zegt T. ‘Ik doe het licht in het trappenhuis voor u aan. Op 3-hoog zit de ingang op dezelfde plek als de deur waar u straks bij mij probeerde binnen te komen.’ ‘Praat me er niet meer over,’ zegt de man, ‘ik schaam me dood. En dan val ik nog flauw ook.’ Hij geeft T een hand en gaat naar boven.

De nieuwe huurders die per 1 december 2017 zijn gekomen zijn expats die niet op de hoogte zijn gesteld van het conflict over de zolder. Ze hebben een contract voor 2 jaar gekregen (daarna zal er ingrijpend verbouwd worden) en het is hun als een voldongen feit voorgesteld dat ze vanaf 1 juli 2018 de hele zolder moeten huren en dat hun huur vanaf dat moment van 1650 naar 1890 euro gaat. Maar eigenlijk zijn ze niet geïnteresseerd in de rest van de zolder, behalve dat de wasmachine en droger er staan.  De slaapkamer en badkamer hebben ze al op de zolderverdieping en betalen daar voor. Ze vinden het prima dat de deur midden op de overloop van de 2e verdieping open blijft.
            Er wordt maanden niets vernomen. T gaat ervanuit dat de eigenaar weet dat de deur nu blijvend open staat en dat zij heeft afgezien van de aanvraag van een omgevingsvergunning en de zaken op zijn beloop laat tot de verbouwing eind 2019.

Dan krijgt de nieuwe huurder van 3-hoog in april 2018 van Rapalje bericht dat Bouw en Gebruik vergezeld van de makelaar de nieuwe deur zal controleren en waarschijnlijk enkele aanpassingen zal opdragen die gecombineerd kunnen worden met enkele al geplande werkzaamheden op zolder. Zoals hij immers weet is afgesproken dat hij per 1 juli ook de voorkant van de zolder gaat huren. De nieuwe huurder stelt T op de hoogte die zelf geen bericht heeft ontvangen. Als de dag van de controle daar is voegt T zich bij het gezelschap op zijn overloop en vraagt waarom hij geen bericht heeft gehad. ‘U bent geen partij in deze,’ zegt de man van Rapalje. ‘Er is niet eens een vergunning voor deze deur!’ roept T. ‘Jawel,’ zegt de man van Bouw en Gebruik en zoekt in de map in zijn hand, ‘sinds 17 januari.’ ‘En dat hoef ik niet te weten zeker, alleen al uit fatsoen zou u me op de hoogte moeten houden omdat ik deze illegaal gebouwde deur bij u aangekaart heb. Het is nu vast te laat om nog bezwaar te kunnen aantekenen.’ Hij had enkele maanden geleden iets over mogelijk bezwaar gelezen maar gedacht: eerst moet er door de eigenaar een vergunning worden aangevraagd, ik kan niks doen voor dat is gebeurd. T loopt kwaad zijn woning binnen.

T schrijft een mail aan de jurist van Vergunningen die beloofd had hem van verdere ontwikkelingen op de hoogte te houden. Hij vraagt waarom zij hem niet heeft gemaild dat er alsnog een aanvraag voor een vergunning was ingediend en sluit een kopie van haar belofte bij. Zij negeert zijn vraag en geeft een link naar een website van de gemeente en zegt dat hij daar zelf aanvragen en verlenen van vergunningen in de gaten had moeten houden. Hij antwoord: ´Nee, trut, jij had me moeten laten weten dat er een vergunning was aangevraagd, op de eerste plaats omdat je dat beloofd had en omdat ik er daarom vanuit kon gaan dat als ik niets hoorde er ook niets was aangevraagd, en dán had je me daarbij ook die link kunnen geven om het in de gaten te houden en te weten te komen wat ik eventueel zou kunnen doen. Op de tweede plaats omdat je moeilijk van een burger kan verwachten dat hij dagelijks door de sites van de gemeente loopt om te zien of daar iets aangevraagd wordt waarin hij belanghebbende is en waarop hij zou moeten reageren.’ Ze antwoordt dat iedere burger zelf in de gaten moet houden of de overheid iets publiceert wat voor hem van belang is zoals iedere burger ook verondersteld wordt de wet te kennen. Ze stuurt wel de vergunning, niet de aanvraag trouwens. In de vergunning staat een voorschrift dat er privaatrechtelijke toestemming van de bewoner van de tweede verdieping vereist is voor het bouwen van de extra deur op de tweede verdieping en daarvoor een overeenkomst moet worden gesloten. T stuurt een aangetekend schrijven aan Rapalje en citeert het voorschrift. Hij krijgt geen reactie. Wel probeert Rapalje met de nieuwe huurder van 3-hoog tot een afspraak te komen om de werkzaamheden aan de deur en op de zolder te verrichten. De nieuwe huurder antwoordt dat deze niet zijn zaak zijn, ze moeten bij de bewoner van de tweede verdieping zijn. Ze dreigen hem dat hij getekend heeft om per 1 juli de hele zolder te huren en zij de verschuldigde huur alsnog met terugwerkende kracht zullen vorderen via incasso. Hij antwoordt fel dat zij niet aan de voorwaarden voldoen want dat de zolder niet leeg is. Dan krijgt T een jaar na het bouwen van de deur en zijn protesten daartegen voor het eerst een mail van Rapalje. Voor de eerste keer is er een uitleg waarom eigenaar meent gerechtigd te zijn de deur te bouwen en de hele zolder bij 3-hoog te trekken: T heeft 24 jaar geleden de zolderberging afgestaan in ruil voor de medewerking van de eigenaresse aan het kunnen huren door T van de tweede verdieping. T antwoordt dat dat in bruikleen was. Kan hij dat bewijzen? Kunnen zij bewijzen dat het anders is? De volgende brief van de kant van de eigenaar is van een advocaat. De boeken moeten meteen van de zolder, anders komt er een rechtszaak. Via het Juridisch loket haalt T er dan ook maar een advocaat bij. T heeft die zolder echt nodig. Bovendien is het een principekwestie, die zolders horen bij de woningen in het trappenhuis en zijn er niet om een extra melkkoe voor de eigenaren te worden, die trouwens steeds meer echte huisjesmelkers zijn die honderden huurwoningen opkopen. Hij voorziet in het begin zijn advocaat zo goed mogelijk van munitie maar al gauw heeft hij er genoeg van. Hij ziet steeds vaker figuren rondhangen die het pand in de gaten lijken te houden. Ook zijn vroegere buurvrouw duikt steeds meer in de straat op en verdwijnt dan in de Hema.

T heeft er genoeg van. Hij neemt contact op met de Bond voor precaire Woonvormen, Code Rood en Amsterdam City Rights, dat soort clubs. Ook de ADM-ers die net van het terrein waar ze als gemeenschap 21 jaar gewoond hebben, zijn gegooid, worden erbij betrokken. Ze komen erachter dat het hele blok van Rapalje is of door Rapalje beheerd wordt. Dat komt goed uit. De actiegroepen en de ex-ADMers trekken de panden in om te discussiëren. Het idee is om de straatkant van de zolders gemeenschappelijk te maken en het middenstuk van de binnentuinen. Iedere benedenhuisbewoner houdt een stukje tuin (maximaal 4 meter net als de maximale nu toegestane uitbouw), het middenstuk is toegankelijk voor alle aangrenzende bewoners. De trappenhuisbewoners verdelen de binnenkant, tuinkant van de zolder, onder elkaar. Boven aan de trap komt een deur zodat men niet van het gemeenschappelijke deel het trappenhuis in kan gaan zonder sleutel. In de muren op zolder worden doorgangen gemaakt of de hele muur wordt weggebroken. De meest ingrijpende verbouwing wordt die van de trappenhuizen. Waar 2 trappenhuizen aan elkaar grenzen wordt de tussenmuur weggebroken en vervangen door enkele holle ijzeren pijpen. Zo krijg je een brede trap waarlangs een stoeltjeslift kan lopen of een lift rond de ijzeren steunpilaren. Voor de passage op zolder en midden door de binnentuin betaalt iedereen een kleine bijdrage. Zij die een stukje zolder krijgen wat ze niet hadden, compenseren degenen die zolder inleveren. Zo worden degenen die een stukje tuin inleveren gecompenseerd door nieuwe tuingebruikers. Op de zolder komt in de passage een zwevende vloer ter vermijding van geluidsoverlast. Er komen zitjes zowel in de zolderpassage als in de binnentuin. Iedere aangrenzende bewoner in de tuin of op zolder is vrij om te kiezen hoe hij met de voorbijgangers communiceert. Je kan bijvoorbeeld een drankje of een versnapering aanbieden, gratis of te koop. Hier en daar komen passages om van de straat in de tuin te komen, soms via een kelder, een leegstaande benedenruimte of een gang die speciaal gebouwd wordt. Er zullen regelmatig vergaderingen zijn van de blokbewoners. Enthousiaste jongelui hebben de deur op T´s overloop in een wip afgebroken en deze bovenaan de trap weer opgebouwd. Hij heeft van de huurders van 3-hoog een ruimte van 2 bij 3 meter ter beschikking gekregen voor zijn boeken. Hij heeft al besloten om een deel van zijn boeken in het gemeenschappelijke deel te plaatsen. Kijken hoe dat gaat. De mensen beginnen al gauw nieuwsgierig rond te scharrelen en te verkennen hoe ver ze in de tuin of op zolder reeds kunnen komen. Geleidelijk moeten we samen in staat zijn om Rapalje er uit te werken, zeggen al sommige enthousiastelingen.

 T’s vriend Dolf de kunstenaar is sinds jaren weer eens in Amsterdam. T heeft hem zo gek gekregen naar het experiment te komen kijken. Wat mopperend loopt Dolf met hem mee door de tuin en over de zolders. Als hij ziet dat er bij een zolderraam met uitzicht een pilsje wordt geschonken gaat hij er eens voor zitten en lacht een beetje voor zich uit. ‘Zeg het maar,’ zegt T, ‘wat heb je op je lever?’ ‘Mag ik es wat vragen?’ zegt Dolf, ‘is er hier eigenlijk niemand die Vergeten Straat van Boon heeft gelezen?’

_________________________________________

Uit: HetWerk
literair kladschrift van
Meurs A.M. ISSN 2215-1494
22e Jaargang Nr.68 11 januari 2019
Bestellen