Helaas is hij heden in het boekenwereldje zo goed als vergeten.
In de poëzieweek van 2023 publiceerde ik elke dag een gedicht van Gust van Brussel. Ik beperk me hier tot de afleveringen waarbij de afbeeldingen niet zijn weggevallen. Die afbeeldingen staan wel nog bij het album op Facebook. Zie ook de links aldaar. Poëziealbum
HET essay over het werk van Gust van Brussel: ‘Het labyrint van Gust van Brussel, een dooltocht naar een mooiere wereld’ door Paul van Leeuwenkamp – : https://meursam.nl/?p=2008
Zie ook het nieuwe FBalbum Bij 100ste geboortedag: uit de special <Gust van Brussel (90)>: Facebook
We hebben een buitengewoon treurig kabinet, met 4 ministers van de PVV, een partij die veroordeeld is vanwege racisme, en die partij levert notabene de minister van migratie. Dat is pure kwaadaardigheid, denk je dan. En met een premier uit de vroegere BVD, Binnenlandse Veiligheids Dienst, nu AIVD, Algemene Inlichtingen en Veiligheids Dienst, een mannetje van law and order, behalve voor de eigen organisatie. Over de overigen zullen we het een andere keer hebben.
Voor Schoof zet ik natuurlijk mijn eigen geheime wapen in, en dat is Kitty, de ongeremde, dakloze vrouw uit Mijn liefde is scharlakenrood, Deel 3 Kitty, het hoofdstuk over 2003, titel En net hadden we…
(Kitty aan het woord)
2003
En net hadden we…
Dat Moslimterrorisme moet voor de Veiligheidsdiensten als een zegen zijn gekomen! Die roep van linkse mensen om intelligence! in plaats van oorlogen tegen Irak en Afghanistan. Echt werk in plaats van achter Russische functionarissen lopen tijdens een grote demonstratie tegen de neutronenbom in Amsterdam! In plaats van het schaduwen van pacifisten, radicale milieuactivisten en wouldbe-revolutionairen zoals mijn Rooie Willem. Op de televisie in de zaal van het pension zie ik een dikke vieze man met een van voren bolle broek, de man leunt achterover in zijn stoel, voorover leunen zou moeilijk gaan, hij zou ergens in zijn middenrif klem komen zitten, iets wat ik hem eigenlijk al gauw best gun. Tegenover hem zit een wat we tegenwoordig een nerd noemen, hij kijkt verlegen uit zijn ogen achter de vanzelfsprekend dikke brillenglazen. Hij heeft natuurlijk ook een baard, die hem al evenmin staat als zijn bril, terwijl geen baard en geen bril hem ook niet zouden staan, hij zou dan een gezicht hebben als de kont van een kip die door de andere kippen is kaal gepikt, iets wat ik hem op zijn beurt ook al gauw gun. Heel onschuldige dingen, maar die wel aangeven dat ik ze beiden al snel ben gaan haten. Of hij zich niet bedonderd voelt, vraagt men de nerd, nadat deze verteld heeft dat de BVD-agent, want dat blijkt de vieze dikke man die destijds met hem in dezelfde zogenaamd marxistisch-leninistische organisatie zat in werkelijkheid te zijn, zelfs nog op zijn trouwfeest is geweest. De nerd bloost en lacht verlegen. De BVD-agent zegt: “Ja, we waren echt bevriend.” “Dat zijn we nog,” zegt de nerd met een hoge stem en op dat moment schiet me te binnen dat van de BVD-agent gezegd werd dat hij zijn reizen naar China graag in Moskou of in andere 219 Europese steden onderbrak (de BVD was hem soms kwijt!) voor homoseksuele contacten en dat zijn directeurschap van een jongensschool ook niet geheel onverdacht was. “Ik denk nu precies het tegenovergestelde van wat ik toen dacht,” zegt de nerd. “Wat ik toen dacht en deed was helemaal fout. Maar dankzij deze BVD-agent heb ik toch geen kwaad gesticht, heb ik zonder het te weten zelfs meegewerkt aan het goede doel.” “Je bent de man die je jarenlang heeft bespioneerd, belogen, belazerd, dus dankbaar?” “Heel erg,” zegt de nerd, “dankzij hem heb ik niemand schade berokkend.” “Behalve je kameraden van die tijd dan.” “Ja, maar die wilden zelf de maatschappij schade berokkenen, die waren door de duivel gestuurd.” “De BVD-agent was de engel die ze bestreed en tevens jouw reddende engel?” “Zo is het, de Heer zij geloofd!” “Heeft hij je wel eens seksueel benaderd, het is bekend dat hij homo is?” “Ook dat is hem vergeven, bovendien is dat zijn goed recht, ook daar heb ik van geleerd.” “Wil je nog iets toevoegen?” “Ja, halelujah!” Ik word dus ook door de tv helemaal weer terug in die tijd gedrukt en niet op erg prettige wijze.
Het voorval staat niet op zichzelf. Er komt veel Binnenlandse Veiligheidsdienst of Algemene Informatie en Inlichtingendienst op de televisie. De vorige keer, de scène met de walgelijk dikke BVD-agent en de nerd, was ik na afloop hevig te keer gegaan, was scheldend en vloekend de afdelingen heen en weer en de trappen op en af gelopen. Dat wilden mijn medebewoners nog wel een keer meemaken, dus kwamen ze me voortaan roepen zo gauw ze dachten dat er ook maar iets soortgelijks op de tv was. De BVD was eigenlijk altijd een lachertje geweest in de ogen van de meeste mensen, want ze had altijd op een belachelijke en naïeve manier ‘links’ bestreden. Dat werd trouwens nog eens in de recente optredens en publicaties bevestigd. Nu ze bij de AIVD een nieuw doel hadden, het islamterrorisme, en daarmee ook opeens een draagvlak in de samenleving, probeerden ze ook hun lachwekkende verleden op te poetsen. Er komt een aantal (ex)BVD-ers op de tv. Ze zijn allemaal onsympathiek, misschien omdat je weet dat ze allemaal hebben behoord tot de afdeling stiekem, van schenden van het briefgeheim, van pakjes openen en – sorry, beschadigd bij het transport – weer dichtplakken, van infiltratie, je anders voordoen dan je bent, meedoen met mensen waar je het niet mee eens bent, die je toch naar de mond praat, tot daden brengt waarop ze gepakt kunnen worden, die je in de val laat lopen. Minister Verdonk komt uit die hoek. Ze weet dat wij dat weten. Ze compenseert haar schaamte en lafheid door stoer te doen, zet een vakbondsstem op. Maar als ze in de Kamer vragen moet beantwoorden, als ze niet haar riedeltje kan afdraaien, lukt het opeens niet meer, is ze zielig. Nou, dit soort figuren is opeens opvallend veel op de tv. Meer dan de helft heeft de hele uitzending een rooie kop, alsof ze zich alsnog schamen voor hun stiekeme gedrag. Je moet de vijand al heel groot maken om voor jezelf zo’n gedrag te kunnen rechtvaardigen. Eén valt er extra op. Het is een vieze man, niet alleen door de manier waarop hij er uitziet, het rode gezicht, het lachje, de dikke bril, maar ook door de manier waarop hij dingen zegt. Bijvoorbeeld over een man die ze jarenlang hebben geschaduwd: “Het was een Don Juan, een Casanova.” En dan komt het: “Die hoefde een dame maar aan te kijken en dan lag haar lingerie al op haar enkels.” Dat is duidelijk zijn eigen fantasie. Met camera’s, afluisterapparatuur en waarschijnlijk met inzet van een “dame” hebben ze jarenlang de Don Juan tot in de slaapkamer gevolgd. Lingerie. Ja, we passen even het trucje van Martin Bril toe. Het “lingerie op haar enkels” is veel kleffer dan wanneer hij gezegd zou hebben: “En dan was ze al bezweken.” Of desnoods: “En dan stond ze al in haar blote kont.” Dat laatste zou grof zijn, maar niet schijnheilig, ironisch, schijnbaar verhullend, geil. Deze man heeft persoonlijk likkebaardend aan de monitor en de koptelefoon gezeten, dat zie je. Kom maar op, Martin Bril. Vieze man. Stiekemerd. BVD.
“Mijn zoon is dood!” jammert Hanna
Bosmans van de Eerste Huizen.
“Mijn zoon is dood!” jammert Hanna Bosmans van de Eerste Huizen tegen A.M. “Aan kanker gestorven. Vijfenvijftig, even oud als jij, en jij klaagt dat het schrijven niet lukt en dat je er te weinig tijd voor hebt, maar jij bent gezond. Jij klaagt en van de enkele vrienden die je hebt is er een dood en hebben er twee kanker gehad en vechten en hopen dat het maar niet terugkomt. Jij klaagt en je buurvrouw van zevenenvijftig droeg een pruik als gevolg van de bestralingen en chemokuren, maar ze vocht, want als er iemand levenslustig was, dan was zij het, en had ze dan ook niet het recht…? Ze dacht dat ze ook al geen wimpers meer had, maar dat was duidelijk niet zo, dat zag je als ze haar hoofd opzij draaide, en daar was jij dan weer blij om. En toen ze nog geen weet had van haar ziekte zei ze eens: ‘Dood? Dat is het laatste wat ik wil!’ Jij vond dat grappig en zei: ‘Als dat het laatste is, heb je het voor elkaar.’ Maar de ziekte was onverbiddelijk en vorige week hebben jullie haar begraven met heel veel familie en vrienden. En sinds ze dood is hoor je haar stem de hele dag voor en achter het huis. En deze week is het een oom van eenenzeventig aan dezelfde soort ziekte… Maar jij klaagt.
Je hebt van mijn zoon nooit een
personage gemaakt, dus dood is in dit geval dood voor jou, want hij was
misschien niet interessant genoeg, te braaf, maar hij was wel mijn kind. En het
enige dat jou lijkt te interesseren is hoe oud zijn moeder dan wel zou zijn.
Nou, een jaar of negentig dus, want hij was mijn vierde, dus ik had er best nog
kunnen zijn.”
Ja, je schaamt je als je Hanna Bosmans van de Eerste
Huizen zo bezig hoort in haar verdriet. Ze heeft gelijk, je hebt niets te
klagen.
Je schaamt je, want ze heeft gelijk dat bij jou ook
hier het schrijven het echte leven verdringt. Want je realiseerde je inderdaad
dat er een zoon van vijfenvijftig dood was van een vrouw die in jouw
geschriften die leeftijd niet eens heeft. Want Hanna Bosmans van de Eerste
Huizen is bij jou ergens tussen de vijfendertig en vijfenvijftig.
We waren van dezelfde leeftijd. We zaten dus samen in
dezelfde klas van de lagere school. Hij was een knappe, lieve, brave jongen.
Misschien waren we ook samen bij de welpen. Later werd hij leider van de andere
jeugdbeweging. Ik denk ook dat hij misdienaar is geweest. En hij was bij de harmonie.
Toen we een jaar of achttien/negentien waren en veel
uitgingen, kwamen we hem nooit tegen. Waarschijnlijk had hij al vaste
verkering en zat hij rustig bij zijn meisje thuis.
Hij woonde dus in het allereerste huis. Of in het
allerlaatste, het was maar van welke kant je het bekeek. Naast hun huis was een
weiland tot aan de Gender. We voetbalden er soms, niet vaak, het was er ongelijk,
hobbelig, met lastige hoge graspollen en distels. Er stonden ook koeien, die
weliswaar tweehonderd meter naar achter, naar de Gender opschoven als wij
kwamen maar toch hun vlaaien achterlieten. Dat was een probleem, zeker omdat
onze kleren als doelpaal dienden.
En als we het huis in gingen om wat water te drinken, was
daar zijn luidruchtige moeder, die zo heel anders was dan hij en ons een rooie
kop deed krijgen als ze riep: “Hoe is het met jullie vader en moeder? Slapen ze
nog steeds samen in één bed?”
Ja, moeder Hanna Bosmans van de Eerste Huizen, ik
schaam me dat ik zo weinig kan schrijven over jouw zoon die dood is.
De Eerste HuizenDe Vrouwen van de Eerste Huizen op de omslag van de 3e, door @UfukKobas geÏllustreerde, druk van Aan de Lange Weg.
De Vrouwen van de Eerste Huizen
<Als je over de Lange Weg schrijft, kun je niet heen om de Vrouwen van de Eerste Huizen. Want ze wonen daar inderdaad in die eerste huizen als je vanaf de stad komt, en vanaf daar lopen ze dagelijks over de Lange Weg naar de sigarenfabriek, de school, de kerk en het patronaat en de winkels, want alles ligt voor ze, daar zijn het de Vrouwen van de Eerste Huizen voor. Achter ze ligt de stad en over de lange dijk naar de stad gaan ze met de bus of soms met de fiets en alleen bij bijzondere gelegenheden. Ze kennen elk huis en elke bewoner aan de Lange Weg beter dan A.M., kortom hij heeft ze nodig. >
(De Vrouwen van de Eerste Huizen, te weten: Hanna Bosmans, Hanna Knietel en De oudste dochter van Meijer; zij zijn tegelijk personages, vertelsters, commentatoren én Muzen van A.M;)
En A.M. denkt: als deze dames zo doorgaan wordt het een heel ander boek.(pag.75)
(De boeken over populisme zijn deze Boekenweek populair. Zo’n boek begint dan meestal met het begin (van het populisme of van de schrijver), dat wil zeggen met een heel lange aanloop. Gelukkig is er ook Antonio Scurati, die al heel snel vertelt dat hij eerst een boek heeft geschreven over een slachtoffer van het fascisme, Leone Ginzburg, en daarna 3 boeken over de fascist zelf, namelijk Mussolini, en het worden er 4. Met andere woorden: Scurati laat een fascist, een populist ZIEN)
(foto: Infiltranten in een demonstratie van Pegida in Duitsland nemen Wilders in de maling: ‘Pegida houdt van je pielenmuis’.)
WE ZIJN AAN DE 3E POGING TOT EEN REGERINGSFORMATIE. Het is buitengewoon treurig om 2 oude heren uit een andere wereld te zien, die ik graag met dat pak in die andere wereld met rust zou hebben gelaten, heren die 4 maanden na de verkiezingen een 3e poging moeten doen om een partij aan de macht te helpen omdat die partij meer stemmen heeft weten te behalen, niet meer als alle andere partijen samen, wat een argument zou kunnen zijn maar niet het enige, maar gewoon meer als een van de andere partijen.
Dit terwijl de reden om deze partij, de #PVV, UIT de macht te houden zonneklaar is: namelijk omdat deze partij #racistisch, #semifascistisch, #ondemocratisch, #onbetrouwbaar en #haatzaaiend is, en #contraproductief wat betreft de #wereldproblemen zoals #klimaatverandering en #gelijkwaardigheid en kansen (#vluchtelingen). En NEE, mevrouw uit Venlo, #GeertWilders zegt NIET wat u denkt (en trekt dit net zo makkelijk weer in) maar heeft ervoor gezorgd dat u DENKT dat hij zegt wat u denkt. En dat komt ook omdat andere partijen als VVD en CDA om opportunistische reden Geert niet hebben tegengesproken maar in dezelfde populistische vijver hebben gevist en nog vissen. In DE MENSENSMOKKELAAR VAN AMSTERDAM leest u hoe #populisme en #racisme werken en waar ze toe kunnen leiden.
Dit is het vervolg van DE MENSENSMOKKELAAR VAN AMSTERDAM, Deel 5, waarin Theorie vertelt over zichzelf en vooral over Wilders.
5 Nauwelijks 2 maanden na hun eerste afspraak zat het PAZC (Particuliere AZC) tjokvol. Het was het enige AZC in Nederland dat vol zat. Inderdaad was het probleem voor We Are Here letterlijk van de straat. Alle steden keken verwonderd toe. Azc’s concentreerden zich opportunistisch op de ‘makkelijke’ Syriërs en stuurden de moeilijker gevallen, meestal uit Noord- en Midden-Afrikaanse landen van wie de IND vond dat hen niet of niet zonder meer asiel kon worden verleend, door naar het PAZC, mét het gevraagde rugzakje met geld dat staat en gemeente samen vulden. Opeens kon dat! Het PAZC zat dus vol, kende het gewenste verloop op de geplande wijze en de halalvlees-markt was als enige in zijn soort razend populair. De verkiezingen naderden en Rein kon dat aan Theorie goed merken. De zaken liepen dan wel goed maar wat straalde daar van af op zijn nieuwe partij? Hoe kreeg hij de credits voor de asielzoekers die hij op heimelijke wijze deed verdwijnen? Want dat ze verdwenen was een feit. Maar het oude probleem was gebleven, want wat kon hij openlijk laten zien? Rein overtuigde hem dat hij rustig door moest gaan met de demonstratieve gedwongen uitzettingen op Schiphol, zelf ging hij door met de demonstratieve ‘vrijwillige terugkeer’, eveneens op Schiphol. Misschien konden ze een persmoment organiseren waarop Theorie demonstratief verklaarde dat die ‘vrijwillige terugkeer’ eigenlijk de ideale terugkeer was voor zijn Partij voor Theorie en Praktijk en dat daar in toenemende mate succes mee werd geboekt. Misschien kon hij wel helemaal overschakelen op die ‘vrijwillige terugkeer’. Misschien kon Theorie zelfs op een bepaald moment wel te voorschijn treden als de man achter het succesvolle PAZC, het azc met het grootste percentage vrijwillige terugkeer! Maar Rein wist hem eerst ervan te overtuigen dat zijn invloed oneindig groter zou zijn als hij voor de verkiezingen tot een fusie zou weten te komen met de anti-immigratiepartijen. Het kiezerspotentieel van de PVV moest naar die nieuwe partij worden getrokken waarin Theorie als initiatiefnemer een stevige vinger in de pap zou hebben. Dat leek Theorie wel wat. Het gevolg was wel dat ze het vanaf nu tijdens hun wandeling heel veel over die andere partijen hadden. Theorie: ‘Laten we eerlijk zijn, we zijn een stel ijdeltuiten bij elkaar. Te beginnen met die Wagensveld van Pegida, dat hier niet van de grond is gekomen in tegenstelling tot in Duitsland, en dus ook geen politieke partij is geworden. Hier bleek hun enkele demonstratie vooral een reünie van extreemrechtse groepjes. Duitser Wagensveld had blijkbaar van Pegida Duitsland de opdracht gekregen de beweging over te brengen naar Nederland. Nou, daar staan ze dan met hun varkenskoppen. Wat moet je met die lui? Weet jij het? Die Wagensveld is bijzonder ijdel. Die laat zich arresteren om in het nieuws te komen en is opvallend camerageil. Van Geert weten we het: alles waar hij voor op komt, zou je ook om kunnen keren, als hij maar aandacht krijgt. Als hij maar macht kan verwerven. Nou ja, Roos… die heeft typisch zo’n koppie waarmee je er op het schoolplein om vraagt om gepest te worden. Dat is allemaal compensatie. Het is bekend dat we het moeten hebben van stemmen van de massa. Niet alleen aan onderbuikgevoelens appelleren zoals vreemdelingenhaat maar ook aan sociale dingen zoals de zorg en armoede. Dus we moeten inderdaad niet alleen nationalisten zijn maar ook socialisten. Nou ja, daar hebben we voorbeelden van: het nationaal-socialisme. Kijk als je nazi zegt, dan klinkt dat heel erg, maar in feite is nazi gewoon de afkorting van Nationalsozialist. Dat daar allerlei rassentheorieën bijgekomen zijn is een andere zaak. Maar met nationalisme in combinatie met socialisme is niks mee. Geert combineert die ook, de zorg, ouderen, dat doen wij ook. Misschien wij iets minder dan Geert, omdat we wat minder populistisch zijn, maar in feite komt het er wel op neer. Al betwijfel ik of Geert de zorg en de ouderen echt interesseren. Zonder dat sociale komen we er niet. Het is geen geheim dat onze kiezers vaak eenvoudige, zelfs simpele mensen zijn, zelfs al gedeeltelijk dementerende ouderen of zelfs zwakbegaafden. Wat denk je van die mensen die daar in Steenbergen stonden te joelen? Natuurlijk, er zijn weekendhooligans bij, mensen met een nette baan die uit pure frustratie in het weekend de lomperik willen uithangen, maar er zijn ook echte zwakbegaafden bij, er komt soms geen redelijk woord uit. Maar het zijn wel stemmen. Natuurlijk moet Wilders zich distantiëren van een man als Breitvik die 80 mensen heeft vermoord. Maar het feit is dat zo’n psychopaat wel mede door Wilders is getriggerd. Hij heeft hem niet alleen geciteerd maar heeft hem ook in Londen opgezocht toen Wilders daar kwam spreken. Wilders roept een aantal zaken bij de mensen op maar als het dan tricky wordt dan distantieert hij zich daarvan. Heel verstandig maar… Kijk, wij zijn geen nazi’s, wij sturen geen miljoenen mensen naar vernietigingskampen. Hoewel ik soms denk: zijn wij in het klein ook niet met zoiets bezig? Wat je in het klein doet wanneer je nog niet aan de macht bent, kan iets groots worden als je wel aan de macht bent. En laat ons eerlijk zijn, het gaat er ons helemaal niet om of het nou moslims zijn of joden. Als het vóór de oorlog was geweest, zou het om joden gaan. Het gaat er meer om dat we appelleren aan de vreemdelingenhaat van een heleboel mensen. Eigenlijk gaat het om onszelf. We zijn ijdel. Ik geef het eerlijk toe, ik ben ijdel. Nou, en als er iemand ijdel is, dan is het Geert. Over Jan Roos hebben we het al gehad: wraak nemen. We willen aandacht. En de leuzen die we daarvoor gebruiken hangen af van de situatie. Nu zijn het de moslims, zo simpel is het, en nationalisme, tegen Europa. Geert weet niet zo veel, is ook niet bijzonder intelligent, hij is wel erg slim. Hij heeft een demagogie waar ik me voor schaam, maar ja, de mensen trappen erin. Zijn invloed heeft niets met de kwaliteit van zijn redevoeringen te maken maar meer met zijn publiek. Als je politicus van het jaar wordt doordat er naar je invloed wordt gekeken en niet naar de kwaliteit van wat je doet, dan is hij politicus van het jaar. Dan was Hitler de politicus van de eeuw, misschien de grootste politicus aller tijden. Maar misschien wordt dat gerelativeerd door het feit dat hij uiteindelijk heeft verloren. Ik heb de levens van Hitler, Mussolini, Mussert en Rost van Tonningen gelezen. Ik weet dat ik hoogbegaafd ben. Maar ja, dat zegt die Baudet ook van zichzelf Weet je wat erg is? Als je moeder tegen iedereen vertelt dat je hoogbegaafd bent. Wij keren ons tegen de élite, tegen de huidige bestuurlijke élite, maar natuurlijk willen wij daar zelf toe behoren of deze vervangen. We beperken ons tot kritiek op de bestuurlijke élite. Geert keert zich tegen de élite in het algemeen, zegt hij, maar hij bedoelt de bestuurlijke, de intellectuele en de culturele élite, en weet dat hij nooit bij de laatste twee zal horen. Zijn aanhang vindt dat prima, maar hijzelf zou daar eigenlijk wel bij willen horen. Maar hij heeft het gewoon niet. Waar je hem niet over hoort, is de financiële élite. Die valt hij niet aan. Natuurlijk, die wil hij op zijn hand krijgen. Zoals dat in Duitsland in de nazitijd is gegaan met Krupp, Volkswagen, IG Farben (Bayer), enzovoort, met alle grote bedrijven, allemaal achter Hitler. En Geert denkt nu opeens dat hij ook wel kan wat Trump kan met een grote mond en een hoop getwitter. Maar hij vergeet daarbij dat Trump niet alleen een heleboel zegt wat gewone mensen zouden willen zeggen maar ook een heleboel heeft wat gewone mensen zouden willen hebben! Geld namelijk. Zeg nou eerlijk, heeft Geert ook maar iets, het kleinste kleinigheidje wat jij zou willen hebben? Denk maar aan Rita. Rita …., zie je nou wel, we zijn haar achternaam al vergeten. Zo gaat het ook met Geert, omdat ze allebei niks hebben wat wij zouden willen hebben. Er zijn grote verschillen tussen de anti-immigratie, anti-moslim, anti-Europa-partijen. Maar het grootste probleem zit hem toch in de ego’s van de leiders. Maar goed, laten we het proberen. Degene die met het fusievoorstel komt maakt in ieder geval een goede beurt bij de kiezer.’ ‘Goed,’ zei Rein, ‘we doen het in Carré.’
door Meurs A.M.
DE MENSENSMOKKELAAR VAN AMSTERDAM/ THE AMSTERDAM HUMAN SMUGGLER, het hele verhaal in het nederlands en engels.
Johan van Nijen overleed aan een aneurisma op 25 november 2012 te Turnhout, waar hij ook was geboren.
Een van de laatste foto’s van Johan van Nijen met zijn dochters bij de presentatie van OVER LOUIS PAUL BOON <Die twee gebroers en hun zuster, dat was heilig> van Josken Boon-Vermoesen en Meurs A.M. op 20 oktober 2012 in de Stadsfeestzaal van Aalst (B)).
Johan van Nijen was een door de media genegeerd schrijver. Hij stuurde jarenlang al zijn boeken op, kocht wekenlang de kranten in de hoop dat ze over hem zouden schrijven, tenslotte gaf hij het op en stuurde niks meer. Hij was te bescheiden om echt aan de bel te trekken. In zijn artikel <Het einde van de Graal> schrijft Paul van Leeuwenkamp niet alleen met waardering over de uitgaven van de Graal maar ook over Johan’s eigen roman Iks. Het zal deze goed gedaan hebben. Het was met dit boek dat hij enig succes had en dat door de meeste bibliotheken werd opgenomen.
Op de (opgeheven) site van De Graal lazen we: <Wie is toch die man ? Johan werd geboren in de grote oorlog. Johan heeft echter niet het geweer in aanslag maar wel altijd een vriendelijk woord. Johan huwde en kreeg 2 kinderen. Op later leeftijd leerde hij reizen. Hij ontdekte het zachte toerisme, bergen, wandelen, buiten zijn, de natuur. Buiten slapen in een tent, en ’s morgens luisteren naar de vogels. Kijken hoe de zon ontwaakt tussen bergen met eeuwige mooie sneeuw. Genieten van een reep zwarte chocolade en vrienden om deze reep te delen. Niet het materialisme was belangrijk maar wel de mens. De mensen zoals de mensen zijn. Johan zijn geest staat open voor de Europese geschiedenis, de Belgische politiek, de kosmos, de evolutietheorie en de quantummechanica. Johan schrijft met een pen waaruit warme inkt vloeit.> Wim Cools
Boekpublikaties van Johan van Nijen:
Een periode – gedichten De redder van de wereld – novelle De broeders van het licht – roman Onrust – gedichten Een blauwtje – verhalen Tijl in Turnhout – verhaal Iks – vampierenroman Kolen – novelle Op zoek naar – gedichten Onderweg – over de GR5 door Vlaanderen en de Vogezen De ontdekkingsreis – roman Bakboord is links – verhalen Vlaanderen boven – gedichten Het geduld van Maria – buitenverhalen Dag, meneer de controleur – verslag van een onderzoek ter plaatse Teksten – gelegenheidsuitgave
Naast deze boeken stonden op de (opgeheven) site van De Graal talloze verhalen, fragmenten en foto’s van wandelingen door Johan gemaakt.
Een karakteristiek beeld van gedreven wandelaar Johan van Nijen, hier met Duck en fotograferend tijdens een wandeling aan de Ruhrsee.
Indrukwekkend op de site van de Graal was de documentatie over Gust van Brussel, vooral het 10-delige essay van Paul van Leeuwenkamp, <Het Labyrinth van Gust van Brussel>, maar ook de lijsten met publicaties van en over Van Brussel, de gedichten van Van Brussel zelf over De Reynaert en over zijn overleden vrouw Monique, maken, samen met de 8 van hem uitgegeven boeken, duidelijk dat Johan van Nijen de laatste 10 jaar De Graal vooral in dienst heeft gesteld van Van Brussel. Met de 2 boeken die hij van mij uitgaf, ben ik hem ook daar dankbaar voor. Maar wat zou ik hem graag wat meer aandacht voor zijn eigen werk gegund hebben. Dat daar pareltjes tussen zitten toont het volgende gedicht van
Johan van Nijen
Onvoltooid
ben ik niet cel van jouw cellen je mooiste complement van wonderspiegels het geweten
ben ik niet onvoltooid maar toch volledig het antwoord op alle vragen volmaakt onvolmaakt
ben ik niet hoe kortstondig ook eeuwig reeds en onsterfelijk
Foto uit <Wentersel vruuger> van Jos van der Heijden
Zie Toelichting onder het verhaal
(Jongen van 8 in 1e Wereldoorlog)
Ik was al een poosje op de hoofdweg tussen de twee dorpen aangekomen. Eerst stond er nog een verspreid huis, zoals dat met de smederij, langzaam werd de bebouwing dichter. De twee jongens stonden me op te wachten zoals ik verwacht had. Waar zat je? zeiden ze, dit is al de derde dag dat we hier staan. Ze zaten in het dorp waar de kerk was op school, ik zat in een ander dorp op school. Ze wisten niet dat ik twee dagen nergens geweest was, alleen thuis in bed. Het was nog steeds donker. Ze hadden de big bij zich, ook al voor de derde dag. Degene die de big in zijn armen droeg aaide hem voortdurend, gaf hem kusjes en fluisterde hem woordjes toe om hem rustig te houden. Ze wilden dat ik de big onder de rok van de Manke zou stoppen als deze over het pad naar de kerk zou komen aangekropen. Zelf waren ze daar te schijterig voor. Ik had dat al een keer gedaan, ik had daar toen een reden voor en zou het niet opnieuw doen. Ik hield er niet van om in herhaling te vallen, ik vond dat fantasieloos. Iedereen had een hekel aan de Manke, omdat ze lelijk was en omdat ze verlamd was, omdat ze anders was. Ze werd als een heks beschouwd en kreeg overal de schuld van, van de hagel die de oogst verwoestte tot aan de oorlog, waar we weliswaar niet aan meededen maar waar we wel last van hadden door de vluchtelingen, de verdwaalde bommen en kanonskogels en eenvoudig doordat we niet over de grens konden die vlakbij was en waarachter we allemaal familieleden en bekenden hadden en waar velen van ons werkten. Ik had geen hekel aan de vrouw die ze de Manke noemden, al heel jong kwam ik bij haar thuis, ze woonde bij haar getrouwde zuster, en ze had ooit iets tegen me gezegd dat ik mijn hele leven niet zou vergeten. Ik was er ook van overtuigd dat de meeste mensen zich die hekel aangepraat hadden en die verdachtmakingen alleen gebruikten om zich kwaadaardig en zelfs misdadig tegenover haar te gedragen. Na het vreselijk pak slaag had ik veel liggen denken en ook dat was me duidelijk geworden. De Manke was een bijzonder iemand. Haar benen waren verlamd en ze kroop elke dag naar de kerk. Maar de dorpsbewoners beschouwden die kerkgang als pure schijnheiligheid en misleiding.
Aan
de kant van het boerderijtje waar de Manke naar buiten komt om naar de kerk te
gaan is aan de overkant van het erf de hooischuur waarin de Luie Apostel soms
slaapt en daarnaast is de beukenhaag. De zwerver die de Luie Apostel genoemd
wordt, dat laatste vanwege zijn lange baard, is een van de weinige vrienden die
zij heeft. Soort zoekt soort, zeggen de mensen.
De haag is aan de onderkant open doordat katten en honden er veelvuldig
doorheen kruipen, en ook wel kleine kinderen. De heg lijkt op pootjes te staan,
de grond eronder is gladgeslepen, je kunt vanaf het erf tussen de stammetjes
door kijken, maar je ogen blijven steken op de ruigte van het stukje
niemandsland erachter. De haag is al verkleurd, ziet ze als zij, terwijl ze
even op één hand steunt, moeizaam omhoogkijkt. Van de hoge eik aan het pad zijn
eikels gevallen en daar moet ze voor oppassen want die kunnen pijn doen aan
haar knieën. Ze is nu op het glad getreden zandpaadje dat naast het ongelijke
karrenspoor loopt en ze denkt eraan dat de katten en honden inderdaad nooit
deze route, het open stuk tussen haag en boerderij kiezen, dat laten ze
blijkbaar over aan de mensen en de karren. Maar ze duiken altijd onder de heg,
kijken even om zich heen en komen dan pas verder het erf op. En als ze vanaf
het erf komen hetzelfde, eerst onder de heg, rondkijken, en dan pas verder door
het ruige hoge gras naar het pad. Misschien zou ik dat ook moeten doen, denkt
ze, misschien zou ik ook behoedzamer moeten zijn, misschien heb ik meer gemeen
met deze dieren dan met mensen. Maar ze glimlacht en zucht als ze denkt: ik zou
toch nooit onder die heg door kunnen, en bovendien: ze zouden me alleen nog
meer uitlachen.
Ze moet niet vergeten te tellen. Ze
kent precies het aantal passen van de achterdeur van het boerderijtje tot aan
de kerkdeur, en van de kerkdeur tot aan de vierde bank van voren en van die
vierde bank tot aan de communiebank. Beter was het als ze alvast begon te
bidden. Dat zouden Onze Lieve Vrouw en het kindje Jezus meer op prijs stellen
dan al dat gezeur. Het zijn vijfhonderdveertig passen tot aan de kerkdeur. Je
kunt het eigenlijk geen passen noemen, dat weet ze wel, haar armbewegingen zijn
korter dan de beenbewegingen die je passen noemt, maar het blijft evengoed een
heel eind en haar inspanning is er niet minder om.
Ze passeert de weelderige tuin van de
pastorie, een mooie tuin met alleen luxe planten, iets wat de meeste mensen
zich niet kunnen veroorloven, die hebben de grond hard nodig voor groenten,
aardappelen en, als er plaats is, fruit. Maar hier staan rozen, dahlia’s,
vingerhoedskruid, Oostindische kers, seringenstruiken, lelies en veel planten
waarvan zij de naam niet kent. En mooi ís het. Deze tuin wordt dan ook door een
tuinman bijgehouden. Och, denkt ze, als je bedenkt dat een pastoor er is voor
de zaken die een beetje boven de dagelijkse sleur uitstijgen, dan hoort zo’n
luxe tuin daar ook bij. Een pastoor met zo’n mooie pastorie hebben we toch ook
voor de luxe, hoort ze de ondeugende Fried Piene zeggen die aan de andere kant
van het pad, tegenover het koetshuis van de pastorie woont. Ze kruipt nu
voorbij het koetshuis. Er staat een koets in die de parochianen mogen lenen
voor bijzondere gelegenheden, de pastoor heeft zelf geen paard. Hij kan ook
niet fietsen, hij doet alles te voet. Trouwens, nog lang niet iedereen heeft
een fiets. Soms komt er een boer te paard, spant het paard voor het rijtuig en
haalt zo de pastoor op. Men heeft over het algemeen niet zoveel haast in het
dorp.
Ze kruipt rustig verder. Ze komt zo
bij de hoofdweg. Er zijn al een paar kinderen. Dat wil zeggen dat ze niet zo vroeg
is als ze zou willen. Haha, zeggen de kinderen, de pastoor kan niet fietsen en
hij heeft een rijtuig maar geen paard. De kinderen lachen hem uit, maar niet
openlijk, dat zouden ze niet durven. De dokter heeft wel een rijtuig met paard,
maar die woont in een ander dorp. Ze moet nu gaan oversteken. De kinderen
lachen haar ook uit, maar evenmin openlijk. Ze zegt altijd: laat mij maar, ik
heb mijn eigen tempo. Ze gaat extra vroeg, zodat ze helemaal naar voren in de
kerk kan kruipen voordat het daar vol zit, en zodat ze bij het gaan naar de
communiebank maar een kleine afstand hoeft af te leggen. En ze doet het ook
omdat ze niet te veel mensen tegen wil komen en liefst geen kinderen. Het lijkt
of er een hoopje kleren met een hoofddoek erop over de weg kruipt. Waarom neemt
niemand haar op zijn rug? Kan ze niet op een karretje gezet worden, op een
hondenkar, desnoods op een kruiwagen? Maar nee, ze doet dit al jaren zo. Wil ze
niet anders, is het misschien tegelijk een soort boetedoening?
Je ziet niet hoe ze het doet, denken
de kinderen, haar hele lichaam behalve haar hoofd is verborgen onder haar
kleren, onder die omslagdoek en die lange zwarte rok. Wat beweegt daar zo laag
over de grond? Je zou kunnen denken dat het een hond is. Je zou in het donker
over haar kunnen vallen. Het is geheimzinnig hoe de Manke zich voortbeweegt,
heeft ze benen of heeft ze geen benen, kan ze haar bovenbenen bewegen, kruipt
ze dus op haar knieën of moet ze haar onderlijf meeslepen? Doe
het eens voor, zegt Bertje tegen de wat jongere Rinuske. En jawel hoor, daar
kruipt Rinuske al op handen en knieën. Die zullen straks in de kerk goed vuil
zien. Zeker nu hij zijn knieën stilhoudt en ze door het zand laat slepen. Dat
zou je toch moeten zien, zegt Rinuske, aan de sporen. Nee, zegt Bertje, die
sporen worden door de sleep van de rok weer uitgewist. Ja, die rok, zegt
Rinuske, ze kan wel een big meenemen onder die rok. Hou je fatsoen, zegt
Bertje. Haar handen zijn haar voorpoten. ’T is net een hond, ze kan zo voor de
hondenkar, zegt Rinuske. Zeg!, zegt
Bertje. Maar ze is wel een slimme hond, zegt Rinuske, want, omdat haar handen
natuurlijk geen echte poten zijn, heeft ze een stokje in elke hand waarmee ze
zich kan afzetten.
Maar dat is toch vies, dat kruipen
tussen al die hondendrollen, paardenvijgen en koeienvlaaien! Ja, maar die
blijven toch zeker niet liggen, dat wordt regelmatig allemaal opgeruimd.
Iedereen veegt immers naast zijn huis en hof, de pastoorsmeid doet dat voor en
naast de pastorie, en anders de tuinman wel, die gaat er wel met een hark
overheen. Maar haar knieën gaan toch helemaal kapot zo? Ja, daar zal ze dan wel
iets omheen binden, misschien wat vodden maar misschien ook wel iets van leer
dat ze schoonmaakt en steeds opnieuw kan gebruiken. Wie weet! Misschien heeft
ze ook wel stokjes aan haar knieën zoals ze die in haar hand heeft. Maar dat
kun je niet zien met die lange rok. Durf jij die rok op te tillen? Ben je
helemaal gek! In het donker misschien wel, dan ziet ze toch niet wie het doet.
Maar als het donker is dan zien wij toch ook niks! En met een lamp? Maar dan
kan zij zien wie die lamp in zijn hand heeft! En je moet uitkijken dat de Luie
Apostel er niet achteraankomt, want die helpt haar, want die mag daar in het
hooi slapen. De Luie Apostel, lang haar, maar kaal bovenop zijn schedel, een
lange baard, slordig gekleed, een stok met een knapzak op zijn rug, met daarin
brood dat hij ophaalt bij de boeren, nooit bij degene bij wie hij slaapt. Dat
is de regel. Hij ligt bijna altijd te slapen. Soms doet hij een klusje, haalt
wat hout. Handig is hij niet. Het is geen kwaaie man. Maar hij zal de Manke
zeker helpen. Als hij er is moet je dus uitkijken. Hij slaapt daar minstens een
keer in de veertien dagen.
Ze moet de
steenweg oversteken. Daar
ligt een scherpe steen en daar een drol. Wie laat er zijn hond nu midden op de
weg kakken? Op hebben de kinderen die drol in haar weg geschoven? Ze hoort aan de stem en ze ziet aan de voeten
en de klompen wie er voorbijgaat, fluistert Rinuske. Hij probeert zijn stem te
vervormen, maar de Manke zegt: Ben jij die snotneus van een Van Herk? We moeten
meer afstand houden, zodat ze ons niet kan zien en dan moeten we roepen, zegt
Bertje. Is die deugniet van Jacobs er ook bij? zegt de Manke meteen. Ze hoort
alles. Het is rustig op zondag, er zijn geen karren en paarden. Iedereen gaat
te voet. Ze kijkt even naar de kerk terwijl ze over de ronde keien aan de
zijkant van de weg kruipt. Ze kent de geschiedenis van de verharding van de
weg. Toen ze een jaar of tien was, was de weg nog niet verhard. Toen ze de weg
aanlegden was het met keien, kinderkopjes, en zij was waarschijnlijk de enige
die er niet blij mee was. Later hebben ze de weg verbreed, hebben ze de keien
in een zestig centimeter brede strook aan de zijkanten gelegd, en dunne
bakstenen met de smalle kant naar boven in het midden. Het blijft
ongemakkelijk.
Aan de overkant moet ze nog een stuk
naar rechts om bij het pad naar het kerkhof uit te komen waaraan aan de
rechterkant de ingang van de kerktoren ligt. Het pad bestaat uit aangestampte
steentjes die pijn doen. Ze kruipt daarom onder de bomen door over het gras
ernaast. Liefst aan de linkerkant. Aan de rechterkant zou ze vlak langs het
pishokje komen en dat ruikt ze toch al erg. Haar zus zegt dat het verbeelding
is, dat zij nog nooit iets heeft geroken. Maar van Genderen, de man van haar
zus, geeft háár gelijk: het kon best eens zijn dat die luchtstroom langs de
grond gaat. Je zou eens aan de kleine kinderen moeten vragen of zij het ook
ruiken. Maar ze vraagt liever niks aan de kleine kinderen. Och, dat pishokje
heeft zijn functie, misschien is die heg langs de muur van de kerk er wel om te
verhinderen dat de mannen tegen de kerk pissen. Voor velen is het immers
zondags niet alleen van de kerk naar de kroeg maar zeker ook andersom. De
oudere vrouwen en mannen dragen zwarte met kachelblink gepoetste klompen. Ze
kan zo aan de klompen zien wie het zijn. Als ze haar groeten – Goedemorgen,
Marie – zegt ze: Goedemorgen, Drika, of Goedemorgen, Sjaak terug. Maar sinds
het oorlog is groeten de meeste mensen haar niet meer. De oudere vrouwen dragen
een witte muts, de een draagt die als een soort sluier die naast het hoofd
wappert, de ander met een band en een strik onder de kin. De mannen hebben een
pet op. Soms valt er een muts of pet. Ook dan weet ze meteen van wie die is.
Het zijn altijd dezelfden… Ze weet dat ze veel bekijks heeft. Het zijn er vanaf
de ingang nog zesenzestig tot aan de vierde bank. Ze moet links gaan zitten,
bij de vrouwen. De eerste drie banken zijn voor de rijke boeren en het hoofd
van de school, zij wringt zich in de vierde bank en hijst zichzelf op de
zitting. Tot aan de vrouwencommuniebank recht voor haar zijn het er nog
zestien. Als ze met de schaal rondkomen diept ze ergens uit haar kleren een
cent op. Bij de communie doet de pastoor wel alsof hij haar het laatste stukje
tegemoet wil komen, maar het is niet meer dan een schutterige beweging en hij
is zoals altijd te laat en zij hijst zichzelf op de marmeren trede naast de
communiebank. De terugkeer uit de kerk
is erger. Die drukte, al die mensen die blijven staan buurten, al die benen en
voeten. Ze houdt haar hoofd naar beneden, zegt als men haar groet: Ja,
goededag, zonder de voornaam eraan toe te voegen, kijkt niet op en kruipt
haastig verder. Meestal wacht ze tot iedereen weg is. Thuis zit ze in de stoel
in de hoek en komt er de hele dag niet meer uit, tenzij om naar de plee te
gaan. Daarvoor moet ze de bijkeuken door kruipen. Ze hijst zichzelf op de
plank. Haar zus is op haar eenenveertigste getrouwd met van Genderen en die is
bij ze komen wonen. Zoals iedereen in het dorp, behalve de hoofdonderwijzer en
de pastoor, boert hij en is de hele dag op het land bezig. En dat land ligt
niet allemaal vlak bij huis maar overal verspreid. Hier een hectare en daar nog
eens een hectare. Bij de Calvarieberg is de grond beter, als je daar land hebt
zit je goed. Haar zus is wel veertien jaar jonger dan zij maar loopt toch ook
tegen de zestig. Ze is klein, slank, heeft wit haar met daarop een wit mutsje.
Ze draagt altijd grote wijde rokken met daarover een geruite schort. Het is een
eenvoudig, stil mensje. Hun andere broers en zusters zijn getrouwd en het huis
uitgegaan. Eén broer woont nog in het dorp, hij is de dorpssmid en zit in het
bestuur van de handboogvereniging en in de Raad van Toezicht van de
Boerenleenbank en heeft zo nog een paar van dat soort functies. Hij hoort, een
beetje, zeggen zijn zusters, bij het groot van het dorp. Het zal niet lang meer
duren of hij zit ook vooraan in de kerk. Hij is getrouwd en heeft vijf
dochters. Marie doet in haar stoel allerlei huishoudelijke klusjes die ze
zittend kan doen, zoals aardappelen schillen, groenten schoonmaken en naai- en
verstelwerk. Haar zus doet de rest van het huishouden. Van Genderen is meestal
buitenshuis bezig. Het is rustig en vredig in huis. Maar nu heeft Marie gehoord dat ze een
pasgeboren babytje in huis krijgen en dat hun broer met zijn gezin verhuist
naar een ander dorp. En nu wuift ze het niet meer weg als iemand tegen haar
zegt dat het toch ontzettend zwaar moet zijn, dat naar de kerk kruipen, maar
antwoordt: Ja, maar misschien doe ik wel boete voor wat er hier allemaal
gebeurt.
Op een dag was ik voor de voortdurende aandrang bezweken en ook dacht ik: het is beter dit dan erger. Op een donkere plek sloop ik achter de Manke aan toen er net op de kruisende steenweg een paard en kar passeerden en ze me niet kon horen, ik duwde de big onder haar rok en trok tegelijk aan zijn staart. In onze beleving was het gekrijs van de big en van de Manke nog urenlang te horen. Vandaag liet ik de jongens met hun big voor wat ze waren en liep door naar de kerk, het was tijd.
(…)
Ik dacht aan de protestantse jongen die we in elkaar hadden geslagen terwijl hij zich niet meer kon verweren, aan het vreselijk pak slaag dat ik zelf had gekregen van mijn broer en aan mijn reactie dat alles beter was dan zo’n pak slaag en dat ik voortaan die vuilak van een broer zijn gang zou laten gaan, aan het gekrijs van de Manke toen ik een big onder haar rok had gestopt, ik zat zo boordevol schuldgevoel om alles dat ik, toen ik ondertussen al honderden meters buiten het dorp omkeek naar de kerk, niet eens verbaasd was dat er dwars door een wei, dan door een haag en vervolgens door een boomgaard, waar het alle bomen op zijn weg meenam, een vliegtuig recht op me af zag komen. De Manke! Ze wist dat ik die big onder haar rok gestopt had en had een Duits vliegtuig op me af laten sturen maar toen had ze bedacht dat ik dat met die big niet zomaar gedaan had, dat ik er een bijzondere reden voor moest hebben, en met haar toverkrachten als heks had ze het vliegtuigje tot landen gedwongen maar had niet kunnen voorkomen dat het achter me aan kwam. Toverkrachten kenden hun grenzen. Ik was met mijn verdachtmakingen en bijgeloof al net zo erg als de anderen! Ik moest me vermannen. Het zou wel komen doordat ik dan wel niet verbaasd was maar toch geweldig was geschrokken. Ik hield me voor dat de Manke een vriendin van me was en dat ik die big onder haar rok had gestopt om erger te voorkomen. Als ze wist dat ik het was zou ze het begrijpen. Ik had nog twee vrienden in de wereld over, de een was mismaakt, de ander was gek volgens de mensen, ze noemden hem de Gekke Onderwijzer. Maar ik moest al die hokuspokus van me afzetten. Als ze wist dat ik het gedaan had en niet wist dat ik het om een goede reden gedaan had, dan nog had ze niet de macht om een vliegtuig op me af te sturen. In ieder geval niet met toverkracht, want toverkracht bestond niet. Wat wel kon was dat er een verkenningsballon in de lucht hing van waaruit ze mij zagen lopen en dat ze dachten: die ziet er verdacht uit, en dat ze naar het dichtstbijzijnde vliegveld over de grens telegrafeerden. Maar waarom zou ik er verdacht uitzien? Het was allemaal toeval. De Manke zou altijd een vriendin van me blijven omdat ze een paar jaar geleden tegen me had gezegd: Ach, jongen, jij hebt meer verstand in je ene pink dan ik in mijn hele lijf. Dat zou ik heel mijn leven onthouden, zo trots was ik. Ik was de mensen aan het langs gaan omdat ik plaatjes verzamelde die bijvoorbeeld op een pak havermout zaten. Om het plaatje te vinden moest je het pak openen. Tante Marie, zoals ik de Manke noemde, maakte het pak speciaal voor mij open en toen ze het weer met een touwtje dicht wilde binden, deed ze het verkeerd. Ik nam het van haar over en toen zei ze dat wat me heel mijn leven zou bijblijven. Tegen mij praatte ze zacht en vriendelijk maar meestal staarde ze thuis zwijgzaam voor zich uit. Ze leed waarschijnlijk zeer onder wat de mensen over haar zeiden. Haar zus verklaarde, hoorde ik jaren later, haar norsheid zoals ze het noemde, uit het feit dat ze heel haar leven niet ongesteld was geweest. Dat bloed dat niet weg kon had zich opgehoopt in haar hoofd en drukte op haar hersens en daarom kon ze niet anders zijn als ze was. Ik had de big onder haar rok gestopt om erger te voorkomen. Nu het oorlog was dachten de mensen haar ongestraft te pakken te kunnen nemen, zelfs te kunnen vermoorden met het gelijk aan hun kant. Ze beschuldigden er haar van dat ze een Duitse was, in ieder geval was ze een Duitse agente die berichten over hen doorzond. De een wilde haar treffen in een van haar lievelingsdieren, haar kat, ze wilden die met een spijker door zijn kop aan haar deurpost nagelen. Anderen wilden een kuil graven in het pad waarover ze altijd naar de kerk kroop, een valkuil waarin sommigen zelfs ijzeren spiesen wilden plaatsen die haar zouden doorboren. De mensen konden erg wreed zijn. In een leegstaand boerderijtje was iemand van buiten het dorp komen wonen, de mensen kwamen erachter dat hij niet getrouwd was met de vrouw die bij hem woonde. Wekenlang trokken ze elke avond met potten en pannen, schuimspanen en pollepels, met ketelmuziek langs het boerderijtje. (…)
Als je de mensen zo over de Manke hoorde praten kende hun sadisme, hun moordzucht en hun vindingrijkheid geen grenzen. Zij mochten dat allemaal, want zij stonden aan de goede kant. De krijsende big die een zeker zo hard krijsende Manke veroorzaakte moest afleiden van die gruweldaden die in de lucht hingen, moest ze, voorlopig dan toch, de wind uit de zeilen nemen. We hebben die smerige verraadster toch maar even goed te pakken genomen. Wat kan dat mens krijsen, onmenselijk gewoon, een varken is er niks bij, een normaal mens krijst niet zo. Ik was begonnen te rennen zo gauw ik dat vliegtuig in de verte op me af zag komen, en ik holde minstens twee kilometer door zonder om te kijken, zo bang was ik en zo zeker dat het ‘t op mij gemunt had. Ik holde door, ook nog toen ik allang de knal gehoord had en het gevechtsvliegtuig, zoals ik later hoorde, tegen de schutting bij de smederij tot stilstand was gekomen en in brand vloog. De motor werd in het weiland teruggevonden. Wat ben jij vroeg op school, zeiden ze tegen me.
________
Toelichting: Vanaf begin 80er jaren liep ik niet alleen met mijn moeder door #Meerveldhoven om huizen en gebouwen te fotograferen die voor haar en mij belangrijk waren geweest, ik ging ook met haar naar #Wintelre op zoek naar haar roots. Toen ze in 1994 overleed ging ik verder met het onderzoek. Hoogtepunt voor haar zus Cisca was de reünie in 2004 met 3 leeftijd-genoten, allen boven de 90, uit Wintelre. Een van de verhalen die ik er in die jaren opdeed was dat van haar verlamde tante die de Kromme Saris werd genoemd en die zondags van hun boerderij de paar honderd meter naar de kerk kruipend aflegde. Ik zag onlangs op Wintelre zoals het was dat Doreke Saris opdook in een lied dat was gezongen in 1981 toen het 50 jaar geleden was dat de kerk van Wintelre was verbouwd. Ik publiceerde dat verhaal in 2013 in mijn literair kladschrift HetWerk63 als onderdeel van een hoofdstuk van een roman in wording. Het lied is de reden dat ik het verhaal van de Kromme Saris, die bij mij De Manke heet, nu op Facebook en op mijn website zet. Hier zijn fragmenten van De Manke, uit een hoofdstuk dat heet: <Alles beter dan zo’n pak slaag>, voor 90% geïnspireerd op de ‘Kromme Saris. Ik had namelijk in de 70er jaren in België ook een gehandicapte vrouw leren kennen die eveneens in een boerderij samen met haar getrouwde zus woonde. Deze vrouw kon wel lopen. De verklaring die de zus gaf waarom de vrouw was zoals ze was, nors dus, was te mooi om niet te verwerken. De Manke is dus een romanfiguur, waar en hoe ze naar de kerk kruipt is zoals in Wintelre, de big die onder haar rok wordt gestopt ook, maar iets anders, wat ze denkt en zegt komt helemaal voor mijn rekening. De omstandigheden zijn zoals in Wintelre: de kruiptocht, de situatie in de oude kerk. De grotere omgeving is wat anders, dorpen dicht bij de grens zoals Wintelre, Veldhoven, Geel in België, Vaals in Limburg, Beek bij Montferland en ‘s-Heerenberg bij de Duitse grens, worden in de roman een groot, nieuw landelijk dorp, een verzameling van vroeger zelfstandige dorpen eigenlijk, waar Driek rond 1909 wordt geboren en 100 jaar later na veel omzwervingen sterft. Driek als jongen woont bijvoorbeeld buiten de bebouwde kom en valt daardoor onder een andere parochie dan waar zijn school staat. Omdat hij elke dag naar de kerk moet maakt hij elke dag een wandeling van huis naar kerk naar school en via zijn grootouders terug naar huis. Zo moest mijn vader als kind elke dag naar kerk en school. Ik heb die tocht van meer dan een uur van buiten Wehl naar Kilder naar Wehl en naar zijn huis nagelopen, niet makkelijk omdat er ondertussen een snelweg tussen zat die je niet op de oude route kon oversteken. Maar weer: te mooi om niet te gebruiken. In dit verhaal van de Manke is Driek op weg van thuis naar de kerk en gaat daarna naar school in een ander deel van het grote dorp.
Mijn vader Theet Meurs kwam in 1929 op 23-jarige leeftijd vanuit Wehl Gelderland naar Veldhoven. Hij logeerde in Hotel en Tramstation Bijnen tegenover de kerk in Veldhoven Dorp. Zo zag het er toen uit.
Links hotel Bijnen
Theet Meurs werd geboren op 29 juni 1906 in Gelderland. In 1929 verhuisde hij naar Veldhoven in Noordbrabant. Hij woonde dus in hotel Bijnen tegenover de kerk in Veldhovendorp …
Het vroegere sigarenfabriekje De Futura aan Het Broek, later Dorpstraat.
… in het vroegere sigarenfabriekje De Futura aan het Broek (later Dorpstraat) toen zijn ouders en enkele broers en zussen in 1932 ook naar Brabant kwamen, bij de garage Van de Moosdijk aan de Kapelstraat tegenover waar daar de Casparlaan (Van Vroonhovenlaan) op uitkomt, weer aan het Broek schuin tegenover garage Verdonk waar later zijn zus Fientje (dan met Kees Tabak) bleef wonen,
De achterkant van de woning, 2e van rechts, aan het Broek, later Dorpsstraat, waar eerst de familie Meurs en later de familie Tabak-Meurs woonde.
… terwijl Theet na zijn huwelijk met Nelleke Saris, dat tegelijk plaatsvond met dat van Nellekes zus Cisca met Antoon van Delft (links op de foto) op 17 augustus 1940, samen met Nellekes ouders op de Provincialeweg (De Langendijk) 168 ging wonen, waar later Kempen Cars kwam,
hij woonde nog in de Achtwoningen op de Provincialeweg 136 en in de Witherenstraat in Veldhoven. Hij overleed in 1976 en werd op het kerkhof naast de kerk begraven.
Tegenover de kerk in Veldhovendorp, vroeger en nu
De koffietafel na afloop was bij Hotel Bijnen. Zo was de circel rond.
Meer over hem met enige fantasie in de roman Aan de lange Weg, waarin hij figureert als Leo Weels. Hier is in het boek zijn vrouw Anneke (Nelleke Saris) aan het woord: Anneke – Meursam Sas is Zeelst, waar mijn opoe, de moeder van mijn moeder, met mijn opa Saris in 1920 vanuit Wintelre via de Polkestraat, dan de Langendijk, vervolgens de Heuvel en tenslotte in de Kruisstraat terechtkwam.
Achterhaalde getallen: Op 2 november 2023 bijna 10.000 slachtoffers in Gaza en ca 175 op Westbank
TERWIJL ISRAËL DE BEVOLKING VAN GAZA PROBEERT UIT TE ROEIEN EN TE VERDRIJVEN. Een nieuwe NAKBA!
Het is tegelijk ongelooflijk, misdadig en onaanvaardbaar.
De VS kiezen in de oorlog van Israël tegen Gaza voor hun eigen geopolitiek belang en macht in het MiddenOosten en in de wereld. Ze offeren daarvoor niet alleen de volledige bevolking van Gaza op, de Palestijnen in de bezette Westbank, veel Libanezen en ook veel Israëliërs. De VS sturen aan op een oorlog met Hezbolla en andere organisaties die Israël dreigen als reactie op de Israëlische genocide op het volk van Gaza.
De VS weigerden op te komen voor een staakthetvuren om de moord op nu al meer dan 7000 Palestijnen te stoppen en de uiterst noodzakelijke humanitaire hulp mogelijk te maken en daarmee 1000den doden meer te voorkomen.
Daarentegen faciliteren ze een inval van Israël in de vorm van een grondoorlog die aan beide zijden onnoemelijk veel doden zal kosten.
THE US CHOOSES ITS OWN GEOPOLITICAL INTEREST WHILE ISRAEL TRYS TO EXTERMINATE AND EXPLODE THE POPULATION OF GAZA. A new NAKBA! It is at the same time unbelievable, criminal and unacceptable. In Israel’s war against Gaza, the US is choosing its own geopolitical interest and power in the Middle East and in the world. They not only sacrifice the entire population of Gaza, the Palestinians in the occupied West Bank, many Lebanese and also many Israelis. The US is pushing for war with Hezbolla and other organizations that threaten Israel in response to the Israeli genocide of the people of Gaza. The US refused to call for a ceasefire to allow desperately needed humanitarian aid and thus prevent 1,000s more deaths. On the other hand, they are facilitating an Israeli invasion in the form of a ground war that will cost untold numbers of lives on both sides.
Ze gebruiken woorden als ‘Westerse democratische waarden’, waarvoor ze zeggen altijd te zijn opgekomen. Maar wij denken aan de mislukkingen in Viëtnam, Irak en Afghanistan. Ze vergelijken het met de oorlog van Oekraïne tegen de Russische inval en bezetting, maar wij denken aan de halfslachtige steun, waarbij de Oekraïners in feite het echte gevecht alleen voeren, ongeacht het veelmalig schermen van de VS met de miljarden steun.
Dit alles wordt gemotiveerd met het volledig demoniseren en bestialiseren van Hamas met als conclusie dat deze uitgeroeid moet worden. Joden weten beter dan wie ook hoe ook de holocaust met bestialiseren begon.
Onder het mom van alleen Hamas te bestrijden bombarderen de
Israëliers ALLE Gazanen. De smoes is dat Hamas zich achter de bevolking
verbergt en zelfs dat Hamas uit is op burgerslachtoffers.
Een andere smoes is dat Israël altijd waarschuwt. Dat is
meestal niet zo, maar vooral: een waarschuwing heeft geen zin als je nergens
naartoe kunt of als je op die andere plek ook wordt gebombardeerd.
Die andere plek kan dichtbij maar ook ver weg zijn. Zoals we
gezien hebben met de miljoen Gazanen die van Israël (geheel tegen het
oorlogsrecht) van het noorden naar het zuiden moesten vluchten en daar werden
gebombardeerd. Die andere veilige plek is er dus gewoon NIET.
Al dit moorden vindt plaats onder de leus dat Israël het
recht heeft zich te verdedigen. En bijna iedereen knikt daar braaf op van ja.
Maar is dat zo?
Israël is een bezettende macht, niet officieel maar in feite
ook van Gaza. Het bepaalt volledig wat de ‘grenzen’ voor Gaza zijn, op alle
gebied, letterlijk en figuurlijk, zelfs wat betreft water, voedsel en medicijnen.
Heeft een bezettende macht het recht zich te verdedigen
tegen degenen die die bezetting bestrijden? Had Duitsland het recht zich te
verdedigen tegen verzetsstrijdster Hannie Schaft of tegen de geallieerden?
Dat wil niet zeggen dat verzet tegen een bezetting geen beperkingen kent: in alle gevallen moet namelijk de burger worden ontzien. In het geval van de geallieerde bombardementen op bijvoorbeeld Dresden, Hiroshima en Nagasaki gebeurde dat duidelijk niet. En wat met de gewapende burgers, zoals de kolonisten in de bezette Westbank die heel wat gemoord hebben en steeds meer moorden, en die in Israël aan de grens met Gaza?
De actie van de gewapende tak van Hamas is een reactie op de wurging van Gaza en het onder bescherming van het Israëlische leger optreden van gewapende kolonisten tegen de Palestijnen op de bezette Westbank én op meer dan 75 jaar moord, verdrijving, landroof, internering enz. van Palestijnen.
De huidige uiterst rechtse, zionistische regering van Netanyaju laat geen enkele hoop op verandering voor de onderdrukte Palestijnen in het huidige Israël. Een volk dat alle hoop en perspectief wordt ontnomen kan dat tot onberekenbare daden komen.
Een groot deel van de bevolking van Israël dat zich verzette
tegen de aantasting van de rechtsstaat door Netanyahu, maar dat zich nu schaart
achter de wraakacties tegen de Palestijnen in het algemeen en in het bijzonder
die in Gaza, heeft zich niet gerealiseerd dat die rechtsstaat voor de
Palestijnen in Israël nooit heeft bestaan en dat hun perspectief nul is. Om het
over de verdreven en gevluchte Palestijnen nog niet te hebben.
De organisatie Hamas is een gevolg en tegelijk een antwoord op de misdaden van
Israël tegen het Palestijnse volk. Israël heeft Gaza jarenlang bezet gehouden
maar heeft deze bezetting met name door het verzet van Hamas moeten opgeven.
Israël heeft daarna de wurging van Gaza voortgezet en heeft een van de dichtst
bevolkte gebieden ter wereld zo goed als volledig van de buitenwereld
afgesloten. 75% Van de bevolking van Gaza bestaat uit verdrevenen of vluchtelingen
uit Israël.
Hamas is het overheidsapparaat van Gaza en dus verantwoordelijk voor alle voorzieningen
in het gebied en als zodanig nauw verbonden met het dagelijks leven van de
Gazanen. Hamas is dit onder een blokkade van Israël en daarmee tijdens een
voortdurende noodtoestand.
Gaza is nadat de Israëliers de bezetting moesten opheffen
diverse keren aangevallen, waarbij ook toen in totaal enkele duizenden burgers
werden gedood.
Hamas is ook een bevrijdingsorganisatie met een gewapende tak, de Al Qasam
brigade. Het is Gaza niet toegestaan om een geregeld leger op te bouwen. Israël
daarentegen heeft door toedoen van de VS een van de sterkste legers ter wereld.
Een gewapende verzetsorganisatie is het logische gevolg van
een bezetting, een blokkade, een verdrijving uit hun oorspronkelijke
woongebieden en van onderdrukking.
Een verzetsorganisatie wordt, gewild of niet, altijd
beïnvloed door het soort geweld, het soort onderdrukking dat tegen haar gebruikt
wordt.
Hoe groter de overmacht van de bezetter is, hoe groter het geweld van de bezetting is, hoe meer kans er is dat de verzetsorganisatie zich niet aan het oorlogsrecht houdt, kan houden. Rechtskundige en medewerker van het Internationaal Gerechtshof Knoops vertelde ons op tv hoe sommige daden wel tegen het oorlogsrecht maar toch geen oorlogsmisdaden kunnen zijn.
Tussen haakjes: Waarom durven zowel de VS als Israël geen lid te worden van dit Internationaal Gerechtshof? Het is duidelijk waarom. Zo zou het kunnen zijn dat het geweld van Hamas tegen politieagenten en soldaten – ruim 365 van de 1400 door Hamas op 7 oktober gedode Israëliers – , niet tegen het oorlogsrecht is, dat het geweld tegen een kibboets dit wel is, maar, hoe verschrikkelijk ook omdat er ook kinderen en ouderen bij zijn betrokken, geen oorlogsmisdaad omdat de bewoners gewapende kolonisten zijn, en dat dan weer het geweld tegen ongewapende festivalgangers wel als een oorlogsmisdaad moet worden beschouwd.
Waarbij dan vermeld moet worden dat Hamas deze daden heeft verricht op het grondgebied waaruit ze zijn verjaagd en waarnaar ze geen perspectief hebben terug te keren. En bovendien dat Israël al dergelijke daden in het verleden ook heeft verricht, dat het zowel op weg naar en na de uitroeping van de staat Israël op Palestijns grondgebied in 1948 bijvoorbeeld bewust bloedbaden heeft aangericht in Palestijnse dorpen met het doel zoveel mogelijk Palestijnen op de vlucht te jagen, terrorisme dus. Dat is gelukt en ruim 75 jaar later zitten we nog met de gevolgen.
En dat het deze daden in het heden nog steeds verricht, wat is vermoorden van meer dan 7000 (26 okt. 2023) burgers in Gaza in 18 dagen anders? En 103 dode burgers, ook (o.a. in vluchtelingenkampen ) op de Westbank op dit moment?
Het is te gemakkelijk om een bevrijdingsorganisatie onder een bezetting omdat zij geweld gebruikt een terroristische organisatie te noemen. Elke bezetter zal dat doen. Heeft het volk van Gaza het recht zich met geweld tegen de bezetter te verzetten? Het antwoord is ja. Heeft Hamas andere mogelijkheden dan die welke ze tot heden gebruikte om zich met geweld tegen de bezetter verzetten? Ik denk van niet. Dat wil niet zeggen dat je al die mogelijkheden mag goedkeuren.
Als Hamas een terroristische organisatie is, dan is Israël zonder twijfel een terroristische staat met een veelvoud aan dode burgers op zijn geweten. En dan niet vanuit een onderdrukte positie zoals Hamas maar vanuit een positie van laffe, risicoloze overmacht.
Bezetter Israël heeft niet het recht het bestuur van Gaza, zijnde verzetsorganisatie Hamas, uit te roeien. Hoe kwalijk dat ook door de VS, Westerse regeringsleiders en onze verfoeilijke en onnozele exregering wordt nagewauweld. Dat Israël daarvoor zowat het hele Gazaanse volk moet uitmoorden zou genoeg moeten zeggen. Maar Israël is blijkbaar daartoe bereid. En de VS ook. Daarom weigeren ze een staakthetvuren.
Dat laatste heeft me werkelijk geschokt. Daardoor zijn er ondertussen meer dan 7000 dode Palestijnse burgers in Gaza door Amerikaanse bommen en raketten. De oproep van de VS nu om burgers te ontzien is pijnlijk en een lachertje.
De VS hadden dit kunnen voorkomen. Wraak is geen oplossing. Dat is het niet bij individuele misdaden van mensen, daarvoor is er een rechtsstaat, die kan onderzoeken en straffen. Zo hoort het ook te zijn bij landen en organisaties.
Maar het is nog erger dan ik dacht. De VS doen het niet omdat ze werkelijk Israël willen steunen maar omdat ze hun geopolitieke macht in het MiddenOosten en de wereld willen terugwinnen. Met Israël als satellietstaat. Vandaar meteen die vliegdekschepen. Een provocatie, een uitdaging eigenlijk, aan Hezbolla, aan Iran. Aan China, aan Rusland.
De Palestijnen en de Israëliers moeten dit zelf oplossen, zonder inmenging van en het belang van landen. Ze zullen moeten durven teruggaan naar het begin, naar 1946, de weg naar en de uitroeping in 1948 van de Joodse staat in Palestina, naar de ramp, de Nakba. Voor de Palestijnen zal dit geen probleem zijn, voor de Israëliers wel, ook voor degenen die dachten dat ze progressief waren en Netanyaju bijna weg hadden, maar toch het allergrootste probleem van Israël blijkbaar niet goed doordacht hadden. Daarom hebben ze zich nu weer achter hem geschaard. En denken hem als dit alles achter de rug is alsnog weg te kunnen jagen, want waarschijnlijk wist hij meer en heeft hij het laten gebeuren. Maar dit alles zal niet gauw achter de rug zijn, dus ze kunnen daar niet op wachten. Ze zeiden vaak dat ze geen problemen hadden met Palestijnen, maar hebben zich niet gerealiseerd hoe groot de problemen waren die de Palestijnen met Israël hadden en hebben.
Het progressieve deel van de bevolking van Israël moet de regering Netanyaju dwingen de wraakacties op de Palestijnen te stoppen, anders wordt het weer een eindeloze geweldsspiraal waar de hele wereld bij betrokken raakt. Een nieuwe regering moet over zijn eigen schaduw stappen, de uitbreiding van de nederzettingen stoppen, beginnen met het opheffen van de nederzettingen en tegelijk onderhandelingen beginnen hoe de (nazaten van de) verjaagde en gevluchte Palestijnen geleidelijk naar het vroegere Palestina kunnen terugkeren. Er is een fundamenteel onrecht dat na 75 jaar eindelijk teniet gedaan moet worden. Een andere oplossing is er niet. De Tweestaten oplossing is al lang de nek omgedraaid op de Westbank. FREE PALESTINE!